ECLI:NL:RBDHA:2020:15179
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met verwijzing naar verantwoordelijkheid Zweden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 25 november 2020, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Zweden verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
Tijdens de zitting op 15 december 2020, waar de zaak samen met een andere zaak (NL20.20355) werd behandeld, is verzoeker niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.