ECLI:NL:RBDHA:2020:15166

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
NL20.21003 en NL20.21026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod niet-ontvankelijk verklaard, maatregel van bewaring ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan de eiser, die de Albanese nationaliteit claimt. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder, die op 6 december 2020 zijn genomen. Het betreft een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar, alsook een maatregel van bewaring. Tijdens de zitting op 14 december 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, geen gronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, waardoor het beroep daartegen niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring door eiser niet zijn betwist. Verweerder heeft aangegeven dat de maatregel noodzakelijk is vanwege het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft ook vragen gesteld over de voortgang van zijn vertrek, waarop verweerder heeft geantwoord dat er voortvarend is gehandeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende voortvarend heeft gewerkt aan het vertrek van eiser uit Nederland.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op 16 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.21026 en NL20.21003
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D. Schaap),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2020 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Dit beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer N. Rexhepi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Albanese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1996].
Bestreden besluit 1
2. De rechtbank stelt vast dat eiser ter zitting geen gronden heeft aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod. Het beroep daartegen zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Bestreden besluit 2
De bewaringsgronden
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd, niet heeft betwist.
Voortvarendheid
5. Eiser vraagt wat de stand van zaken is in het kader van zijn vertrek en of er al meer is gedaan sinds de laissez-passer (LP) aanvraag die op 10 december 2020 is verstuurd.
6. Voor zover eiser als beroepsgrond aanvoert dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft verweerder voldoende toegelicht dat er voortvarend is gehandeld. Verweerder geeft aan dat er op 11 december 2020 antwoord is ontvangen van de Albanese autoriteiten op de LP-aanvraag en dat er in de ochtend voorafgaand aan de zitting (14 december 2020) een vlucht is aangevraagd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende voortvarend werkt aan het vertrek van eiser uit Nederland. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet- ontvankelijk;
  • verklaart het beroep gericht tegen de maatregel van bewaring ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 december 2020

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.