In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan de eiser, die de Albanese nationaliteit claimt. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder, die op 6 december 2020 zijn genomen. Het betreft een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar, alsook een maatregel van bewaring. Tijdens de zitting op 14 december 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, geen gronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, waardoor het beroep daartegen niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring door eiser niet zijn betwist. Verweerder heeft aangegeven dat de maatregel noodzakelijk is vanwege het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft ook vragen gesteld over de voortgang van zijn vertrek, waarop verweerder heeft geantwoord dat er voortvarend is gehandeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende voortvarend heeft gewerkt aan het vertrek van eiser uit Nederland.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op 16 december 2020.