ECLI:NL:RBDHA:2020:15162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
NL20.18913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag na inwerkingtreding Tijdelijke wet

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.R. Nohar, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door T. Hogervorst, omdat er niet tijdig was beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft in overweging genomen dat eiseres een ingebrekestelling had moeten indienen voordat zij in beroep kon gaan. De relevante wetgeving, met name de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Tijdelijke wet opschorting Dwangsommen IND, zijn hierbij van belang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestellingen door eiseres zijn ingediend na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet op 11 juli 2020. Dit betekent dat eiseres niet meer in beroep kon gaan tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, omdat de beslistermijn vóór deze datum verstreken was en de ingebrekestellingen niet geldig waren. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, en is bekendgemaakt op 2 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18913
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Hogervorst).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een
‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Verweerder stelt dat op 11 juli 2020 de Tijdelijke wet opschorting Dwangsommen IND (Tijdelijke wet) in werking is getreden. Hierin is het overgangsrecht geregeld in die zin, dat indien vóór inwerkingtreding van de nieuwe tijdelijke wet een geldige ingebrekestelling is ontvangen, het oude recht van toepassing is. Uiterlijk op 10 juli 2020 had verweerder daarom in gebreke gesteld moeten worden. De ingebrekestellingen zijn van 17 augustus 2020 (door verweerder ontvangen op 19 augustus 2020 en 5 oktober 2020). Gelet hierop zijn de ingebrekestellingen niet geldig en moet het beroep niet-ontvankelijk verklaard worden, aldus verweerder.
4 De rechtbank overweegt dat sinds de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet op 11 juli 2020 een betrokkene niet meer in beroep kan gaan als verweerder niet op tijd beslist op haar asielaanvraag. Dit volgt uit artikel 1 van de Tijdelijke wet. Dit geldt echter niet als de beslistermijn vóór 11 juli 2020 is verstreken en betrokkene verweerder ook voor die datum in gebreke heeft gesteld. Dit volgt uit artikel 3 van de Tijdelijke wet.
5. Eiseres heeft de ingebrekestellingen op 17 augustus 2020 en 5 oktober 2020 ingediend. Dat is na 10 juli 2020, daarom kon zij geen beroep (meer) instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
02 december 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.