ECLI:NL:RBDHA:2020:15145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4987
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op grond van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had op 9 december 2019 een urgentieverklaring aangevraagd, omdat zij vanwege medische klachten, na een ongeluk in 2015, niet in staat was om trap te lopen en op zoek was naar een geschiktere woning. De aanvraag werd echter afgewezen op basis van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019, omdat eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs had kunnen voorkomen en niet aantoonbaar had gereageerd op het beschikbare woningaanbod.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de urgentieverklaring terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden zoals neergelegd in de verordening. De rechtbank stelde vast dat eiseres een woning had geweigerd die haar was aangeboden en dat zij niet had aangetoond dat deze woning medisch gezien niet passend was. Bovendien werd opgemerkt dat de hardheidsclausule zeer terughoudend wordt toegepast in het licht van de woningnood in de regio Den Haag.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4987

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A.C. Visser).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 9 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding op 14 december 2020. Eiseres en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 9 december 2019 een urgentieverklaring aangevraagd. Aan haar 0portiekwoning op de derde etage, zonder lift. Zij heeft in 2015 een ongeluk gehad, waarbij haar linkerbeen en knie zijn beschadigd. Vanwege haar medische klachten is traplopen heel moeilijk en is zij op zoek naar een geschiktere woning.
2.
Verweerder heeft de aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen op grond van artikel 4:5, onder c en m, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (de Verordening) en artikel 2.1.3 van de Beleidsregel urgentieverklaringen 2019 (de Beleidsregel) en deze afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd. In het geval van eiseres zijn de algemene weigeringsgronden van toepassing, zoals neergelegd in artikel 4:5, van de Verordening. Eiseres kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of redelijkerwijs op een andere wijze kon oplossen (artikel 4:5, onder c, van de Verordening). Ook heeft eiseres voorafgaand aan haar aanvraag niet aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod (artikel 4:5, onder m, van de Verordening). In de bezwaarfase is aan eiseres de passende woning Randveen 41 te De Haag aangeboden die zij heeft geweigerd. Door deze woning te accepteren had eiseres ook het huisvestingsprobleem kunnen voorkomen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze woning medisch gezien niet passend is. Dit heeft in bezwaar geleid tot de weigeringsgrond, zoals genoemd in artikel 4:5, onder d, van de Verordening. Verweerder was daarom gehouden tot weigering van de urgentieverklaring en komt, gelet op artikel 4:7 van de Verordening, niet toe aan de beoordeling van de aanvraag op sociale of medische gronden. Voor toepassing van de hardheidsclausule bestaat volgens verweerder geen aanleiding.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat zij dagelijks reageert op woningen via woonnet, maar dat de geschikte woningen worden toegewezen aan mensen met een urgentieverklaring. Eiseres voelt zich niet serieus genomen, omdat zij haar verhaal niet mondeling heeft kunnen toelichten en geen onderzoek is gedaan door een arts naar haar beenfractuur en verdere gezondheid. Eiseres heeft de woning aan Randveen 41 in Den Haag geweigerd, omdat deze niet geschikt was vanwege haar beperkingen.
4. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Verordening weigeren burgemeester en wethouders de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen.
d. het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of was te voorzien;
m. de aanvrager heeft niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod, tenzij de aanvraag wordt afgedaan op grond van artikel 4:6.
Deze weigeringsgronden zijn nader uitgewerkt in de Beleidsregel.
Op grond van artikel 7:3 van de Verordening kunnen burgemeester en wethouders een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag van eiseres niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 4:5, aanhef en onder m, van de Huisvestingsverordening.
Verweerder heeft de voorrangsverklaring in zoverre dan ook terecht geweigerd. De vraag of de aanvraag al dan niet voldoet aan de voorwaarde als bedoeld onder artikel 4:5, eerste lid onder c van de Verordening behoeft dan ook geen bespreking. Eiseres heeft een inschrijfduur van ruim 8 jaar en moet zelf passende woonruimte kunnen vinden via woonnet. Hetgeen eiseres verder ten aanzien van de algemene weigeringsgronden heeft aangevoerd, behoeft daarom verder geen bespreking. Nu eiseres niet voldoet aan de in artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening genoemde voorwaarden, wordt in zoverre evenmin toegekomen aan de vraag of haar een urgentieverklaring moet worden verleend op grond van artikel 4:7 van de Huisvestingsverordening
.
6. Voorts heeft verweerder in redelijkheid geen aanleiding gezien de hardheidsclausule toe te passen. Gelet op de woningnood in de regio Den Haag wordt de hardheidsclausule zeer terughoudend toegepast. Dit betekent dat voor toepassing sprake moet zijn van een zeer ernstige en afwijkende situatie, waardoor voorrang verlenen op andere woningzoekenden gerechtvaardigd is. De rechtbank acht daarbij van belang dat er in de regio Den Haag veel woningzoekenden zijn, terwijl het aantal beschikbare sociale huurwoningen zeer beperkt is.
7. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
8. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 december 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening
Afschrift verzonden aan partijen op: