ECLI:NL:RBDHA:2020:15136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
AWB 20/2666
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres en haar minderjarige zoon voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag was gericht op verblijf als gezinslid bij de referent. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag afgewezen op basis van het oordeel dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie met de referent. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 4 oktober 2019 was afgewezen en dat het bezwaar van eiseres op 2 maart 2020 ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 25 november 2020 is eiseres niet verschenen, maar was de verweerder vertegenwoordigd. De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiseres en referent te horen, en dat er voldoende redenen waren om te twijfelen aan de duurzaamheid en exclusiviteit van de relatie, mede gezien de tegenstrijdige verklaringen van eiseres en referent.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2666

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [v-nummer]

mede namens haar minderjarige zoon
[zoon] ,V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Reimerink).

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres en haar zoon tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’ (referent) afgewezen.
Bij besluit van 2 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2020. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe, gelet op de omstandigheden die zijn aangevoerd.
Waar gaat de procedure over?
2. Eiseres en referent hebben voor eiseres en haar zoon een aanvraag ingediend voor een mvv zodat eiseres haar zoon in Nederland als gezin met referent kunnen leven. Bij de aanvraag hebben zij een vragenlijst ingevuld en foto’s, telefoonfacturen, telefoonoverzichten en bewijzen van geldovermakingen overgelegd. Omdat hieruit volgens verweerder niet kon worden afgeleid dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie en omdat eiseres en referent nog maar kort voor de aanvraag een relatie zouden zijn begonnen, zijn zij beiden uitgenodigd voor een hoorzitting. Verweerder heeft vervolgens de aanvraag afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier en de gehoren niet is aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiseres en referent tijdens de gehoren op verschillende relevante punten verschillend hebben verklaard. De overgelegde bewijsstukken kunnen verder hooguit dienen als ondersteunend bewijs. Volgens verweerder is tot slot voldoende duidelijk dat eiseres en referent (aanverwante) familie van elkaar zijn.
Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
3. Eiseres voert als eerste aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat verweerder haar en referent niet had mogen horen. Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn mag alleen worden gehoord als er een gegrond vermoeden is van een schijnhuwelijk. Daarvan was geen sprake omdat met de vragenlijst en stukken de relatie al voldoende was aangetoond, aldus eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiseres en referent te horen voordat op de aanvraag is beslist. Uit artikel 5, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn volgt dat het voeren van gesprekken om bewijs te verkrijgen voor het bestaan van een gezinsband een bevoegdheid is die verweerder toekomt en niet een bevoegdheid die pas ontstaat als er een gegrond vermoeden is van een schijnhuwelijk. Daarbij is verder van belang dat verweerder in het besluit voldoende gemotiveerd heeft toegelicht waarom verweerder aanleiding heeft gezien eiseres en referent te horen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de duurzame en exclusieve relatie met referent voldoende aangetoond?
5. Eiseres voert aan dat zij in bezwaar de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden heeft uitgelegd, dan wel dat aan de geconstateerde tegenstrijdigheden geen betekenis toekomt. De door verweerder gestelde verschillen rechtvaardigen met deze uitleg niet de conclusie van verweerder dat geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Verweerder is hier in het bestreden besluit niet dan wel onvoldoende op ingegaan. Verder betwist eiseres dat zij getrouwd is geweest met een broer van referent. Zij is alleen getrouwd geweest met de heer [A] , de vader van haar zoon. Een broer van referent is getrouwd met een zus van eiseres. Eiseres heeft wel degelijk aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met referent. Ter nadere onderbouwing van de relatie heeft eiseres in beroep nog negen bewijzen van videocalls, vier bewijzen van geldovermakingen en een pakketverzending overgelegd.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres niet heeft aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met referent. Verweerder heeft van belang mogen vinden dat eiseres en referent tijdens de gehoren op bepaalde onderwerpen verschillend hebben verklaard, terwijl als sprake is van een duurzame en exclusieve relatie bij deze onderwerpen verwacht kan en mag worden dat hetzelfde wordt verklaard. De verklaringen van eiseres over de verschillen in deze verklaringen zijn onvoldoende om de twijfel die is ontstaan over het bestaan van de relatie weg te nemen. Zo hebben eiseres en referent verschillend verklaard over op welke gelegenheid zij elkaar voor het eerst hebben ontmoet, of zij trouwplannen hebben, het aantal zussen van eiseres en de tatoeages die referent heeft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen verwachten dat zij dit van elkaar wisten, ook al zijn zij nog niet lang bij elkaar.
De stelling van verweerder dat voldoende duidelijk is dat eiseres en referent familie van elkaar zijn, volgt de rechtbank niet. Wel wijst verweerder er terecht op dat referent en eiseres verschillend verklaren over wie getrouwd is (geweest) met een broer van referent en dat voor dat verschil geen uitleg is gegeven. Verweerder heeft deze tegenstrijdigheid dan ook mogen meewegen in de besluitvorming. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op het bezwaarschrift. Eiseres heeft in beroep hier onvoldoende tegenover gesteld. Verweerder heeft met de hiervoor besproken tegenstrijdigheden al voldoende gemotiveerd dat niet is aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank laat daarom de overige geconstateerde tegenstrijdigheden en punten die door verweerder aan het besluit ten grondslag zijn gelegd en door eiseres niet zijn betwist onbesproken.
7. Tot slot overweegt de rechtbank dat de stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd slechts kunnen dienen ter nadere onderbouwing van de relatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in deze stukken daarom geen aanleiding hoeven zien om tot een andere uitkomst te komen. Daarbij is van belang dat verweerder al vergelijkbare bewijsstukken heeft betrokken bij de beoordeling in het bestreden besluit en daarnaast terecht opmerkt dat er geen verklaring is gegeven voor het ontbreken van de WhatsApp gesprekken in de periode voor de aanvraag op de telefoon van eiseres.
8. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten dat eiseres en haar zoon niet in aanmerking komen voor de gevraagde mvv. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.