ECLI:NL:RBDHA:2020:15136
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres en haar minderjarige zoon voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag was gericht op verblijf als gezinslid bij de referent. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag afgewezen op basis van het oordeel dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie met de referent. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 4 oktober 2019 was afgewezen en dat het bezwaar van eiseres op 2 maart 2020 ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 25 november 2020 is eiseres niet verschenen, maar was de verweerder vertegenwoordigd. De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiseres en referent te horen, en dat er voldoende redenen waren om te twijfelen aan de duurzaamheid en exclusiviteit van de relatie, mede gezien de tegenstrijdige verklaringen van eiseres en referent.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.