ECLI:NL:RBDHA:2020:15122
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en terugkeerbesluit in het kader van mensenhandel
Op 26 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Nigeriaanse eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman. De zaak betreft de intrekking van de aan eiser verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die was verleend op tijdelijke humanitaire gronden. Deze intrekking vond plaats met terugwerkende kracht vanaf 9 augustus 2019, de datum waarop de officier van justitie de aangifte van mensenhandel tegen eiser had geseponeerd. Eiser ontving ook een terugkeerbesluit, waarin werd bepaald dat hij Nederland binnen vier weken moest verlaten.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 december 2019, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. Hierop heeft hij beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 november 2020 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de Staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht een terugkeerbesluit had uitgevaardigd, aangezien eiser geen rechtmatig verblijf meer had na de intrekking van zijn verblijfsvergunning. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser is om een asielvergunning aan te vragen als hij meent dat terugkeer niet veilig is.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.