ECLI:NL:RBDHA:2020:15122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
AWB 20/192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning en terugkeerbesluit in het kader van mensenhandel

Op 26 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Nigeriaanse eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman. De zaak betreft de intrekking van de aan eiser verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die was verleend op tijdelijke humanitaire gronden. Deze intrekking vond plaats met terugwerkende kracht vanaf 9 augustus 2019, de datum waarop de officier van justitie de aangifte van mensenhandel tegen eiser had geseponeerd. Eiser ontving ook een terugkeerbesluit, waarin werd bepaald dat hij Nederland binnen vier weken moest verlaten.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 december 2019, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. Hierop heeft hij beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 november 2020 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de Staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht een terugkeerbesluit had uitgevaardigd, aangezien eiser geen rechtmatig verblijf meer had na de intrekking van zijn verblijfsvergunning. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser is om een asielvergunning aan te vragen als hij meent dat terugkeer niet veilig is.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/192

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2020 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [1992] , van Nigeriaanse nationaliteit, eiser
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’ ingetrokken met terugwerkende kracht met ingang van 9 augustus 2019. Daarnaast is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en is bepaald dat hij Nederland binnen een termijn van vier weken moet verlaten.
Bij besluit van 12 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Tussen partijen is alleen in geschil of verweerder terecht jegens eiser een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd. Eiser beschikte over een tijdelijke verblijfsvergunning regulier onder de beperking “tijdelijke humanitaire gronden” zolang het onderzoek naar zijn aangifte van mensenhandel liep. De officier van justitie heeft de zaak op 9 augustus 2019 geseponeerd. Daarmee is de beperking van de aan eiser verleende verblijfsvergunning regulier komen te vervallen. Nu eiser geen rechtmatig verblijf meer heeft rust op hem een vertrekplicht. Verweerder was daarom gehouden om op grond van artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn een terugkeerbesluit tegen eiser uit te vaardigen. Als eiser van mening is dat het niet veilig is voor hem om terug te keren, dan is het aan hem om een asielvergunning aan te vragen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder griffier. De beslissing is uitgesproken op 26 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.