ECLI:NL:RBDHA:2020:15115
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek. Eiser, een burger van India, had op 30 januari 2020 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek, welke door verweerder op 26 februari 2020 buiten behandeling werd gesteld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 2 april 2020. Tijdens de zitting op 8 december 2020, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, was eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag terecht buiten behandeling had gesteld, omdat eiser niet alle benodigde documenten had ingediend, ondanks een geboden hersteltermijn. De rechtbank concludeerde dat het aan eiser was om een volledige aanvraag in te dienen en dat verweerder niet verplicht was om de aanvraag inhoudelijk te beoordelen zonder de benodigde gegevens. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser kreeg wel vrijstelling van het griffierecht, gezien de omstandigheden die hij had aangevoerd.