ECLI:NL:RBDHA:2020:15113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
NL20.20542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en voortvarendheid in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die stelt de Servische nationaliteit te hebben. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 26 november 2020 de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser betwist de geldigheid van de elektronische handtekening op de maatregel van bewaring en stelt dat deze niet op de juiste wijze is ondertekend, omdat niet verifieerbaar is wanneer en door wie de digitale handtekening is gezet. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de handtekening geldig is, zoals blijkt uit de melding in de pdf-viewer.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft niet betwist dat de gronden voor de maatregel van bewaring terecht zijn. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris niet onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in de voorbereiding van de uitzetting van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat er pogingen zijn gedaan om een vertrekgesprek te voeren, maar dat eiser niet meewerkte. Door de coronamaatregelen was het bovendien niet mogelijk om een vlucht met escorte te boeken, wat de voortvarendheid van de Staatssecretaris niet in twijfel trekt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 december 2020, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.20542
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw M. Medjugorac.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Servische nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1988.
Digitale handtekening
2. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring niet op de juiste wijze is ondertekend, omdat niet verifieerbaar is wanneer en door wie de digitale handtekening is gezet. De maatregel van bewaring is daardoor onrechtmatig.
3. Zoals de rechtbank bekend is, kan de elektronische handtekening worden gevalideerd door het digitale bestand van de maatregel in een pdf-viewer te openen en op de handtekening te klikken. De rechtbank heeft het digitale bestand van de maatregel in een pdf-viewer geopend en nadat is geklikt op de handtekening, verscheen er een melding met de tekst ‘De handtekening is GELDIG en is ondertekend door politie’. De rechtbank is dan
ook van oordeel dat de maatregel op de juiste wijze is ondertekend. De beroepsgrond slaagt niet.
De bewaringsgronden
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd, niet heeft betwist.
Voortvarendheid
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering. Er is pas op 2 december 2020 een vlucht aangevraagd terwijl eisers paspoort al sinds 26 november 2020 in het bezit van verweerder is.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Dit volgt uit de toelichting die verweerder ter zitting heeft gegeven. Verweerder geeft aan dat er is geprobeerd een vertrekgesprek te voeren met eiser, maar dat dit niet lukte doordat eiser niet meewerkte. Verweerder heeft verder toegelicht dat voor het boeken van de vlucht van belang is of eiser tijdens de vlucht een escorte nodig zal hebben. Eiser zal om die reden eerst nog onderzocht worden door een arts. Door de huidige coronamaatregelen is het echter niet mogelijk om een vlucht met escorte te boeken voor eiser. Wanneer uit het onderzoek van de arts blijkt dat dit wel nodig is, zal de vlucht uitgesteld moeten worden tot het moment dat de coronamaatregelen worden opgeheven. Voor de tijdelijkheid van deze maatregelen verwijst de rechtbank naar bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2020. De beroepsgrond slaagt dus niet.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 december 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.