ECLI:NL:RBDHA:2020:15105
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat haar aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van haar asielverzoek. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 november 2020. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 1 december 2020, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.N. van der Ham, en een tolk, M. Abdullahi. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y. Rikken, heeft de zaak verdedigd. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL20.19889, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. P.J.M. Mol, heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. T.R. Oosterhoff-Vos. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open.