ECLI:NL:RBDHA:2020:15090

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
NL20.3354
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 7 juni 2018 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder had nagelaten om hierop tijdig te beslissen. Eiser stelde dat Nederland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag, omdat hij in de B8-procedure was beland. Verweerder had echter de verleende vergunning in de B8-procedure met terugwerkende kracht ingetrokken, wat volgens eiser niet had mogen gebeuren, omdat dit de verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke behandeling van zijn asielaanvraag niet zou mogen beïnvloeden.

Verweerder stelde in zijn verweerschrift dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de ingebrekestelling die eiser had ingediend niet geldig was. De rechtbank oordeelde dat verweerder met het besluit van 9 november 2018 op de asielaanvraag van eiser had beslist door deze buiten behandeling te stellen. De rechtbank concludeerde dat de asielprocedure niet herleefde door de intrekking van de vergunning en dat er op het moment van indienen van de ingebrekestelling geen aanvraag was waarop verweerder moest beslissen. Daarom was de ingebrekestelling ongeldig en was het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 7 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.3354
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S.J.M. Leijtens).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een
‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiser heeft op 7 juni 2018 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is op
9 november 2018 op grond van de Dublinverordening buiten behandeling gesteld, omdat een ander land verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Vervolgens heeft eiser op 30 november 2018 een aanvraag gedaan voor een B8-vergunning. Op 14 januari 2019 heeft de Officier van Justitie besloten niet tot vervolging over te gaan, omdat Nederland geen rechtsmacht heeft. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 4 maart 2019 de
B8-aanvraag van 30 november 2018 afgewezen en verweerder heeft daarbij gelijktijdig de verblijfsvergunning regulier ingetrokken. Op 8 mei 2019 heeft eiser een ingebrekestelling gestuurd aan verweerder en daarbij aangegeven dat hij te laat is met het beslissen op de asielaanvraag en verweerder verzocht om binnen twee weken te beslissen.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn asielaanvraag. Eiser stelt dat in eerste instantie Italië verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag. Vervolgens is door de B8-procedure Nederland verantwoordelijk geworden. Eiser onderkent dat de verblijfsvergunning regulier die tijdens de B8-procedure is verleend met terugwerkende kracht is ingetrokken, maar is van mening dat door het voeren van een B8-procedure de verantwoordelijkheid voor een inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van Italië naar Nederland is overgedragen. Doordat de vergunning is ingetrokken heeft verweerder nog steeds nagelaten om de asielaanvraag van eiser inhoudelijk te behandelen.
5. In zijn verweerschrift van 28 februari 2020 stelt verweerder het volgende. Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling van 8 mei 2019 niet geldig is. Deze ingebrekestelling ziet op de asielaanvraag van 7 juni 2018. Verweerder heeft de toenmalige gemachtigde van eiser in de brief van 11 december 2018 geïnformeerd dat eiser is uitgeprocedeerd en dat eiser een nieuwe asielaanvraag kan indienen. Dit heeft eiser tot op heden nog niet gedaan. De asielaanvraag van 7 juni 2018 herleeft niet. Verweerder stelt dat met het besluit van 9 november 2018 de asielaanvraag van eiser buiten behandeling is gesteld. Tegen dit besluit is door eiser geen rechtsmiddel ingediend en daarmee is het besluit in rechte komen vast te staan. Verweerder stelt daarmee dat er een besluit is genomen op de asielaanvraag van eiser en dat daarom de ingebrekestelling van 8 mei 2019 ongeldig is.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het besluit van 9 november 2018 op de asielaanvraag van eiser van 7 juni 2018 heeft beslist door deze buiten behandeling te stellen. In de B8-procedure heeft verweerder uiteindelijk de verleende vergunning op
4 maart 2019 ingetrokken, met terugwerkende kracht. Naar het oordeel van de rechtbank herleeft de asielprocedure niet door beëindiging van de B8-procedure met intrekking van de verleende vergunning. Dit doet immers niet af aan het feit dat eerder op de asielaanvraag is beslist. Dat betekent dat op het moment van het indienen van de ingebrekestelling geen sprake was van een aanvraag waarop door verweerder moest worden beslist. De ingebrekestelling is ongeldig.
7. Dat betekent dat niet is voldaan aan de in rechtsoverweging 2 genoemde voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
8. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
07 oktober 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.