ECLI:NL:RBDHA:2020:15035
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 12 oktober 2018 zijn aanvraag ingediend, maar de beslistermijn was op 13 april 2019 verstreken. Eiser heeft de Staatssecretaris op 9 juli 2020 in gebreke gesteld en op 1 september 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden is, het beroepschrift op grond van artikel 6:12, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het onredelijk laat is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meer dan twaalf maanden zijn verstreken tussen het verstrijken van de beslistermijn en het indienen van het beroep. De rechtbank oordeelt dat eiser onredelijk laat beroep heeft ingesteld en dat hij eerder actie had moeten ondernemen als hij belang hechtte aan een spoedige beslissing. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, en is bekendgemaakt op 1 december 2020.