In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van twee verzoekers, die de Iraanse nationaliteit hebben. De verzoekers hebben een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvragen. De verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens het procesverloop heeft de verweerder, de Staatssecretaris, op 14 februari 2020 telefonisch aangegeven dat de medische stukken die door de verzoekers zijn ingediend aanleiding geven voor een onderzoek door het Bureau Medische Advisering (BMA). De verweerder heeft verzocht om het beroep aan te houden in afwachting van de uitkomst van dit onderzoek en heeft tevens verzocht om de voorlopige voorziening toe te wijzen.
De verzoekers hebben op dezelfde dag aangegeven zich te kunnen vinden in het standpunt van de verweerder. De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, de bestreden besluiten te schorsen en te bepalen dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat er op de beroepen is beslist. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, vastgesteld op € 525,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 18 februari 2020.