1.3Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 30 november 2017 is Stichting Nidos benoemd tot (tijdelijk) voogd van eiser 2. Uit de beschikking volgt dat de oma van eiser 2 hiermee heeft ingestemd. Eiser 2 woont in Nederland (net als in Eritrea) bij zijn oma.
2. Voor zover thans van belang heeft verweerder in de besluitvorming overwogen dat eiser 2 niet kan worden aangemerkt als alleenstaande minderjarige als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Hoewel eiser 2 ten tijde van zijn binnenkomst in Nederland en ten tijde van het indienen van zijn asielaanvraag minderjarig was, was hij niet alleenstaand. Eiser 2 verblijft immers reeds vanaf zijn eerste levensjaar en sindsdien bij zijn oma, met wie hij ook samen Nederland is ingereisd. Gelet hierop behoren de ouders van eiser 2 (eiser 1 en eiseres) niet tot de in artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw genoemde personen voor wie nareis is bedoeld. De omstandigheid dat de (tijdelijke) voogdij van eiser 2 is opgedragen aan Stichting Nidos heeft verweerder niet doorslaggevend geacht voor de beoordeling of eiser 2 is aan te merken als alleenstaand. Ook heeft verweerder geconcludeerd dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt en dat niet is geconcretiseerd waarom door de besluitvorming sprake zou zijn van strijd met het IVRK, de Gezinsherenigingsrichtlijn, het Handvesten aangehaalde jurisprudentie.
3. Eisers stellen dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen omdat eiser 2 geen alleenstaande minderjarige zou zijn. Hiertoe wordt verwezen naar de brief van Stichting Nidos van 2 augustus 2019. Weliswaar is eiser 2 met zijn oma Nederland ingereisd en woont hij nog altijd bij haar, maar zij is niet de krachtens wet of gewoonterecht voor eiser 2 verantwoordelijke volwassene; zij heeft slechts tijdelijk de zorg voor eiser 2 op zich genomen na de vlucht van zijn ouders. Dit blijkt ook uit de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 30 november 2017; niet voor niets is Stichting Nidos benoemd tot voogd. Dat eiser met zijn oma heeft samengeleefd, laat onverlet dat tussen eiser 2 en zijn ouders sprake is van een gezinsband in de zin van artikel 8 van het EVRM. In dit kader wordt verwezen naar preambule 9 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Leden van het kerngezin hebben recht op gezinshereniging.
Verder stellen eisers dat verweerder niet heeft onderkend dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. In de door eisers in het bezwaarschrift aangehaalde zaak is verweerder meegegaan in de stelling dat sprake was van een alleenstaande minderjarige, terwijl in die zaak de minderjarige ook met een ander (volwassen) familielid Nederland was ingereisd.
Volgens eisers heeft verweerder ten onrechte niet meegewogen dat de afwijzing in strijd is met artikel 5, lid 5, van de Gezinsherenigingsrichtlijn en gaat hij voorbij aan het doel en nuttig effect zoals neergelegd in preambule 4 van deze richtlijn. Onder meer blijkt daaruit dat gezins-hereniging noodzakelijk is om een gezinsleven mogelijk te maken. In dit kader wordt verwezen naar de bepaling jeugdhulp ex artikel 3.5 Jeugdwet van 12 juli 2019, waarin is bepaald dat voor eiser 2 een vorm van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met de heimwee naar zijn ouders en/of trauma.
Subsidiair stellen eisers dat zij bij afweging van alle belangen ex artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht en onder toetsing van artikel 8 van het EVRM in het bezit dienen te worden gesteld van een mvv. Niet kan gelet op de leeftijd van eiser 2 en de situatie worden gevergd dat eiser 2 een reguliere aanvraag indient. Dit is in strijd met artikel 5, lid 5, van de Gezinsherenigingsrichtlijn en artikel 24, derde lid, van het Handvest van de EU. Ieder kind heeft recht op regelmatige persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met zijn beide ouders. Door verweerder is onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden waaronder eiser 2 naar Nederland is gereisd. Eiser 2 is in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel, hetgeen een extra objectieve belemmering oplevert om met zijn ouders te worden herenigd in zijn land van herkomst.
In de aanvullende gronden van 4 februari 2020 hebben eisers aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit in strijd met artikel 24 van het Handvest geen rekening heeft gehouden met de belangen van eiser 2. Met name is niet gebleken dat het belang van eiser 2 de eerste overweging heeft gevormd. Eisers verwijzen ter onderbouwing hiervan naar het arrest van het HvJvan
23 december 2009, in de zaak Deticek/Sguelgia. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt verder dat verstoring van de banden tussen ouders en hun kind grote gevolgen kunnen hebben. Zie ‘Ama’s, pleeggezinnen en besluitvorming’ van J. Kalverboer, J. Faber en E. Zijlstra. Het recht om in elkaars fysieke nabijheid te zijn is wezenlijk aan het recht op respect voor het gezinsleven.
4. De rechtbank overweegt als volgt.