ECLI:NL:RBDHA:2020:15001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
NL19.30643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Syrische vrouw en haar kinderen afgewezen, maar rechtbank oordeelt dat de motivering van de afwijzing ondeugdelijk is

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Syrische vrouw, heeft samen met haar minderjarige kinderen een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de problemen die eiseres met haar echtgenoot zou hebben ondervonden niet geloofwaardig werden geacht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 oktober 2020 heeft eiseres haar verhaal toegelicht, waarbij zij ondersteund werd door een gemachtigde en een tolk. Eiseres heeft verklaard dat zij in mei 2013 uit Syrië is gevlucht en naar Jordanië is gegaan, waar zij getrouwd is met een Jordaanse man. Ze heeft ernstige mishandelingen en misbruik door haar echtgenoot ervaren, wat haar heeft doen besluiten om naar Turkije te vluchten. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de mishandelingen ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres opnieuw moet worden beoordeeld. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.30643

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer 1]

mede namens haar minderjarige kinderen,
[minderjarige 1], V-nummer [V-nummer 2]
[minderjarige 2], V-nummer [V-nummer 3] ,
(gemachtigde: mr. J.S. Dobosz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

ProcesverloopBij besluit van 20 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is M. Fayez als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1998 en stelt de Syrische en Jordaanse nationaliteit te hebben. Haar kinderen zijn geboren op [geboortedag 2] 2015 en [geboortedag 3] 2016 en hebben de Jordaanse nationaliteit. Op 13 juli 2018 heeft eiseres mede namens haar kinderen de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft – samengevat weergegeven – aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in mei 2013 uit Syrië is gevlucht en naar Jordanië is gegaan. Aangezien het leven in Jordanië zwaar was, heeft eiseres besloten te trouwen met een Jordaanse man. Door haar echtgenoot is eiseres gediscrimineerd vanwege haar Syrische afkomst, mishandeld en seksueel misbruikt. Tevens sloot hij haar op in huis zonder eten en drinken indien zij niet gehoorzaam was. Na een zelfmoordpoging waardoor eiseres in het ziekenhuis is beland, heeft haar moeder ingegrepen en eiseres met haar kinderen in april 2018 naar Turkije gestuurd. De echtgenoot van eiseres heeft hiermee ingestemd. In Turkije is eiseres ook lastiggevallen door haar echtgenoot en is zij bedreigd door mensen die naar het huis van haar oom kwamen.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiseres als relevant gekwalificeerd:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) problemen met echtgenoot.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, dubbele (Syrische en Jordaanse) nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Daarentegen heeft verweerder de problemen van eiseres met haar echtgenoot, te weten de mishandelingen en het misbruik, ongeloofwaardig geacht.
Eiseres kan volgens verweerder niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) in Jordanië en Syrië, en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting naar Jordanië een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiseres heeft de rechtbank allereerst verzocht om alle voorgaande stukken, in het bijzonder de zienswijze, als in de beroepsgronden herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat zij wel degelijk geloofwaardig heeft verklaard over de door haar ondervonden problemen met haar echtgenoot. Voorts voert zij aan dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat zij bij terugkeer naar Jordanië niet te vrezen heeft voor eerwraak of gedwongen detentie vanwege eerwraak. Tot slot geeft eiseres aan dat verweerder uit had moeten gaan van de oprechtheid van haar verklaringen, nu zij uit zichzelf heeft verklaard over een Jordaans paspoort te beschikken.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
Verweerder heeft de door eiseres ondervonden problemen met haar echtgenoot niet geloofwaardig geacht. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiseres de gestelde medische behandelingen als gevolg van de mishandelingen door haar echtgenoot evenals de gestelde ziekenhuisopname niet met stukken heeft onderbouwd en dat eiseres omtrent de problemen met haar echtgenoot ongerijmd, tegenstrijdig en bevreemdingwekkend heeft verklaard. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat ongerijmd is dat eiseres tijdens haar huwelijk in augustus 2015 op bezoek heeft kunnen gaan bij haar vader in Syrië, terwijl haar echtgenoot haar ernstig beperkte in haar bewegingsvrijheid, evenals dat het vreemd is dat de echtgenoot haar toestemming heeft gegeven met de kinderen naar Turkije te gaan, terwijl hij tegelijkertijd niet toestond dat zij met de kinderen haar moeder in Jordanië opzocht. Echter, deze bevreemdingwekkende verklaringen over haar reizen buiten Jordanië maken nog niet dat eiseres over de mishandelingen en het misbruik door haar echtgenoot ook ongeloofwaardig heeft verklaard.
7.2.
Over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over het ondervonden misbruik en de mishandelingen overweegt verweerder enkel dat de verklaring van eiseres in het nader gehoor dat zij van haar echtgenoot geen mobiele telefoon mocht hebben en alleen met zijn telefoon naar haar moeder mocht bellen, niet strookt met haar verklaring dat zij de mishandelingen door haar echtgenoot met de telefoon heeft opgenomen. De rechtbank ziet echter zonder nadere motivering niet in dat deze verklaringen niet met elkaar stroken. Eiseres heeft de telefoon van haar echtgenoot mogen gebruiken om telefonisch contact met haar moeder te hebben. Dat zij tijdens het contact met haar moeder gelegenheid heeft gezien ook enkele foto’s naar haar te sturen, acht de rechtbank niet zonder meer onaannemelijk. Verder is het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat er een misverstand is ontstaan over de inhoud van de geluidsopnames. Eiseres heeft in het aanmeldgehoor verklaard dat zij foto’s en geluidsopnames heeft van de martelingen die zij heeft ondergaan tijdens de relatie met haar man. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt niet dat aan eiseres over deze geluidsopnamen en de inhoud daarvan vragen zijn gesteld. In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor merkt de gemachtigde van eiseres op dat er geluidsopnames van de bedreigingen van de echtgenoot van eiseres kunnen worden overgelegd, indien dat noodzakelijk is. Niet is gebleken dat deze opnames inderdaad zijn overgelegd en dat verweerder kennis heeft genomen van de inhoud van deze opnames. Hierdoor blijft de precieze inhoud van de opnames onduidelijk, waardoor de martelingen waarover eiseres in het aanmeldgehoor spreekt de telefonische bedreigingen van haar echtgenoot kunnen zijn. Dit komt overeen met hetgeen eiseres ter zitting heeft verklaard. Hier heeft eiseres op vragen van de rechtbank over de geluidsopnames geantwoord dat zij de bedreigingen die zij van haar echtgenoot via whatsapp heeft ontvangen toen zij reeds in Nederland was naar haar advocaat heeft gestuurd en dat er geen geluidsopnames zijn van de mishandelingen in Jordanië. Verweerder heeft eiseres zonder haar hierover nader te bevragen dan ook niet mogen tegenwerpen dat de verklaring dat zij opnames op haar telefoon heeft, niet strookt met het feit dat zij slechts beperkt gebruik mocht maken van de telefoon van haar echtgenoot.
7.3.
Verweerder heeft de overige verklaringen die eiseres over het misbruik en de mishandelingen heeft afgelegd niet expliciet in de beoordeling betrokken. Om die reden blijft in het midden of verweerder de verklaringen die eiseres hierover heeft afgelegd wel of niet geloofwaardig heeft geacht. De bevreemdingwekkende verklaringen over de reizen van eiseres buiten Jordanië zijn niet dusdanig van aard dat dit zonder meer leidt tot de ongeloofwaardigheid van dit relevante element. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de tegenwerping van verweerder die ziet op het verkrijgen van de Jordaanse nationaliteit en het verkrijgen van een Jordaans paspoort ook niet zonder meer wordt gevolgd. De rechtbank ziet zonder nadere onderbouwing niet in dat de omstandigheid dat de Jordaanse autoriteiten contact opnamen met de echtgenoot van eiseres omwille van de naturalisatie van eiseres niet strookt met de verklaring van eiseres dat haar moeder van haar echtgenoot heeft geëist dat hij een Jordaans paspoort voor eiseres zou aanvragen. De rechtbank volgt eiseres in haar toelichting dat naturalisatie iets anders is dan het aanvragen van een paspoort.
7.4.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de problemen die eiseres met haar echtgenoot verklaard te hebben ondervonden niet geloofwaardig zijn geacht, nu verweerder in de beoordeling niet expliciet ingaat op de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over de mishandelingen en het misbruik door haar echtgenoot.
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit om die reden ondeugdelijk is gemotiveerd en dat verweerder in strijd met het bepaalde in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht heeft gehandeld. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen nadere bespreking.
8. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank ziet, gelet op de door verweerder nog te maken beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres, geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dit naar het zich laat aanzien geen efficiënte(re) afdoening van het geschil zal opleveren. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.