ECLI:NL:RBDHA:2020:15000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
NL20.19478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die stelt de Poolse nationaliteit te bezitten. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 17 november 2020 was eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet alle gronden van de maatregel heeft betwist en dat de overige gronden voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser voerde aan dat verweerder met een lichter middel had moeten volstaan en dat hij niet op de hoogte was van zijn vertrekplicht. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanleiding was om te concluderen dat een lichter middel zou leiden tot zelfstandig vertrek van eiser. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.19478
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Wortel),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek).

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A. Boumanjal , als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw M. Chojecki-Nuckowska. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Poolse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1990] .
De bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser alleen grond 3c inhoudelijk heeft betwist. De overige gronden zijn niet bestreden en kunnen de maatregel dragen. Gelet daarop behoeft de zware grond onder 3c naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
4. Eiser voert aan dat verweerder met een lichter middel had moeten volstaan en hem de kans had moeten geven zelfstandig te vertrekken. Eiser stelt daarbij dat hij niet op de hoogte was van zijn vertrekplicht omdat de beschikking niet in een voor eiser begrijpelijke taal kenbaar gemaakt is.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Bij besluit van 31 augustus 2020 heeft verweerder aan eiser kenbaar gemaakt dat hij geen rechtmatig verblijf heeft en dat hij Nederland binnen 28 dagen moet verlaten. Dit besluit is op 23 september 2020 aan eiser in persoon uitgereikt. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat eiser al vanaf september wist dat hij Nederland moest verlaten en dit niet heeft gedaan. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een paar dagen in Duitsland is geweest, zoals hij heeft gesteld. Ten aanzien van de uitreiking van de beschikking op 23 september 2020 voert verweerder terecht aan dat het uitreikingsblad door eiser is ondertekend en dat uit niets blijkt dat hij de inhoud niet begreep. Het ondertekende uitreikingsblad zit ook in het dossier. Daarnaast zijn er door eiser geen andere omstandigheden aangevoerd die zouden moeten leiden tot het opleggen van een lichter middel. Tot slot volgt ook uit de gronden van de maatregel dat er een risico op onttrekking bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gronden de maatregel dragen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht overwogen dat een lichter middel niet zal leiden tot het zelfstandig vertrek van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 november 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.