In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Braziliaanse, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 november 2020, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL20.18608, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. van Ravenhorst, en is op dezelfde dag bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.