ECLI:NL:RBDHA:2020:14975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
NL18.16211 & NL20.11759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische arts wegens ongeloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid en asielmotieven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2020 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Ethiopische arts die asiel had aangevraagd. De eiser, geboren in 1980, had zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend op basis van zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij als arts had ondervonden bij het behandelen van homoseksuele mannen in Ethiopië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, wat de eiser aanvoerde als onterecht. De rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte de geloofwaardigheid van de asielmotieven van eiser in twijfel heeft getrokken. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn seksuele geaardheid en de daarmee samenhangende vervolging in Ethiopië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser inconsistent waren en dat hij niet overtuigend had aangetoond dat hij daadwerkelijk problemen had ondervonden als gevolg van zijn seksuele voorkeur. De rechtbank verklaarde het beroep met nummer NL18.16211 ongegrond en het beroep met nummer NL20.11759 niet-ontvankelijk, omdat het aanvullende beroep niet meer relevant was na de afwijzing van het eerste beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen, vooral in gevallen waarin seksuele geaardheid en vervolging aan de orde zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.16211 & NL20.11759

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. F.M. Holwerda),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

Procesverloop

Bij besluit van 14 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is door de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer NL18.16211.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser is op 30 januari 2020 aanvullend gehoord naar aanleiding van het door hem in beroep naar voren gebrachte nieuwe asielmotief.
Bij besluit van 8 mei 2020 (het aanvullend besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser opnieuw afgewezen.
Eiser heeft tegen het aanvullend besluit beroep ingesteld. Dit beroep is door de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer NL20.11759.
Verweerder heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in beide zaken heeft gezamenlijk plaatsgevonden op
14 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is A.M. Zeevaarder als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1980 en heeft de Ethiopische nationaliteit. Hij heeft op 19 september 2017 de onderhavige aanvraag ingediend. Aangezien het aanvullende besluit van 8 mei 2020 is genomen terwijl het beroep (nummer NL18.16211) tegen het eerdere besluit van 14 augustus 2018 nog aanhangig was, is dit beroep ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht mede gericht tegen het aanvullende besluit. Er bestaat dan ook geen belang bij beoordeling van het naar aanleiding van laatstgenoemd besluit afzonderlijk ingestelde beroep (nummer NL20.11759) dat om die reden niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij als arts in de Dr. Gemechis Mamo Higher Clinic in het geheim een groot aantal homoseksuele mannen heeft behandeld. Toen zijn leidinggevende Dr. Gemechis hier achter kwam in december 2016, heeft hij eiser ontslagen. Na zijn ontslag heeft eiser zijn werkzaamheden vanaf januari 2017 in de Tesfa-kliniek voortgezet. Als gevolg van het behandelen van homoseksuelen heeft eiser problemen ondervonden. Zo is eiser door onbekenden herhaaldelijk gebeld en uitgescholden. Tevens is eiser op 1 mei 2017 door de politie opgepakt. In beroep brengt eiser naar voren homoseksueel te zijn. Als gevolg van zijn seksuele geaardheid vreest eiser bij terugkeer naar Ethiopië voor uitsluiting door de gemeenschap en loopt hij het risico door de autoriteiten te worden vervolgd en in de gevangenis door medegevangenen te worden vermoord.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31 van de Vw 2000 als ongegrond afgewezen en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) de identiteit, nationaliteit en herkomst evenals het behoren tot de Oromo-bevolkingsgroep en het zijn van atheïst;
2) de werkzaamheden als arts;
3) het in het geheim als arts behandelen van homoseksuele mannen, eerst in de
Dr. Gemechis Mamo Higher Clinic (van november 2015 tot december 2016) en vervolgens in de Tesfa-kliniek (vanaf januari 2017) onder de naam Elala-kliniek, en tevens het indienen van een research proposal teneinde te onderzoeken hoe de houding van Ethiopische artsen is ten aanzien van homoseksualiteit en het beheren van een eigen website, waaruit voortvloeit dat eiser problemen heeft ondervonden met de Ethiopische autoriteiten;
4) de homoseksuele geaardheid.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht alsmede het gegeven dat eiser Oromo en atheïst is. Voorts heeft verweerder geloofwaardig gevonden dat eiser in Ethiopië een geregistreerd en erkend Expert General Medical Practioner was en werkzaam was als arts bij de Dr. Gemechis Mamo Higher Clinic. Verweerder sluit niet uit dat eiser homoseksuele mannen heeft behandeld en wellicht een ‘meer open minded’ houding heeft dan andere artsen. Echter, verweerder heeft niet gevolgd dat eiser in de Dr. Gemechis Mamo Higher Clinic in het geheim honderden homoseksuele mannen heeft behandeld en om die reden in 2016 is ontslagen en problemen met de Ethiopische autoriteiten heeft ondervonden. De verklaringen van eiser omtrent zijn homoseksuele geaardheid heeft verweerder tevens niet geloofwaardig geacht.
Eiser kan volgens verweerder dan ook niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76), en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser meent dat verweerder de relevante elementen uit zijn asielrelaas onvolledig heeft vastgesteld, nu de telefonische bedreigingen, de aanhouding door de politie, de oproep te verschijnen op het politiebureau en de ondervonden sociale discriminatie als afzonderlijke relevante elementen hadden moeten worden beoordeeld op geloofwaardigheid. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat het in het geheim behandelen van homoseksuele mannen als gevolg waarvan hij is ontslagen en de daarmee samenhangende problemen niet geloofwaardig zijn. Ter onderbouwing van zijn ontslag overlegt eiser een vertaling van een brief van het Kirkos Substadsbestuur van 20 januari 2017. Wat betreft de telefonische bedreigingen, de aanhouding door de politie en de oproep zich aldaar te melden, voert eiser aan dat hij hier gedetailleerd over heeft verklaard. Verder meent eiser dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat uit zijn website en het daarop gepubliceerde onderzoeksvoorstel niet valt af te leiden dat hij opkomt voor de rechten van LHBTI’s en dat niet aannemelijk is dat hij hierdoor problemen zal ondervinden. Ten onrechte heeft verweerder de informatie op de website niet beoordeeld in het licht van de positie van LHBTI’s in Ethiopië, waar seksuele activiteiten tussen personen van hetzelfde geslacht strafbaar zijn, zoals ook blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van juli 2018 (hierna: het Algemeen Ambtsbericht). In beroep overlegt eiser een aantal reacties op zijn posts, een e-mailconversatie met Bereket Gebregziabher over een te publiceren Health Equity Manifesto, het manifest en een schermafbeelding van zijn twitteraccount. Volgens eiser heeft hiermee aannemelijk gemaakt dat hij problemen ondervindt in Ethiopië, zowel van de autoriteiten als van medeburgers.
Eiser kan zich ook niet verenigen met het aanvullend besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat hij zijn homoseksuele geaardheid met zijn verklaringen en de overgelegde stukken ruim voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Volgens eiser heeft hij uitgebreide, gedetailleerde en consistente verklaringen afgelegd en heeft verweerder hem ten onrechte – en in strijd met de Werkinstructie 2019/17 (WI 2019/7) – tegenworpen dat hij over bepaalde punten niet heeft verklaard, nu hem hierover geen vragen zijn gesteld. Tevens voert eiser aan dat zijn zaak kennelijk niet is voorgelegd aan een LHBTI-coördinator, hetgeen wel vereist is volgens de WI 2019/7. Eiser geeft aan dat hij zijn homoseksuele geaardheid niet eerder naar voren heeft gebracht, omdat hij het pas na gesprekken met zijn psychiater heeft aangedurfd om hierover met verweerder te praten. Ter onderbouwing van zijn psychische problemen en de behandeling hiervan, heeft eiser de verklaring van GGZ Centraal Meerzicht van 21 mei 2019 overgelegd.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. De rechtbank overweegt als volgt omtrent de beroepsgronden, die zijn gericht tegen het bestreden besluit.
7.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder de relevante elementen uit zijn relaas niet conform de Werkinstructie 2014/10 heeft vastgesteld. Uit het bestreden besluit blijkt immers dat verweerder de relevante elementen uit eisers asielrelaas heeft vastgesteld en deze elementen vervolgens op geloofwaardigheid heeft beoordeeld. De omstandigheid dat verweerder de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden als gevolg van het in het geheim behandelen van homoseksuele patiënten onder één relevant element heeft gevat, maakt nog niet dat verweerder deze aspecten uit het asielrelaas van eiser niet zorgvuldig heeft beoordeeld of ondeugdelijk op geloofwaardigheid heeft beoordeeld. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser in de Dr. Gemechis Mamo Higher Clinic in het geheim homoseksuele mannen heeft behandeld en hierom ontslagen is. Daarbij heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiser geen documenten ter onderbouwing van dit ontslag heeft overgelegd. De in beroep overgelegde vertaling van een brief van het Kirkos Substadsbestuur kan zijn ontslag, zoals verweerder in het verweerschrift terecht aanvoert, niet onderbouwen. Eiser heeft immers enkel een vertaling maar geen (kopie van de) originele verklaring overgelegd. Bovendien komen de feiten die in deze vertaling zijn opgenomen niet overeen met de verklaringen die eiser zelf heeft afgelegd. Zo staat in de vertaling dat eiser van 12 oktober 2016 tot en met 18 januari 2017 bij het Dr. Gichem Mamo ziekenhuis heeft gewerkt en zelf ontslag heeft genomen, terwijl eiser tijdens het aanvullend gehoor van 14 december 2017 heeft verklaard van november 2015 tot december 2016 in de Dr. Gemechis Mamo Higher Clinic te hebben gewerkt en door dr. Gemechis te zijn ontslagen. Dat sprake zou zijn van een fout in de vertaling wordt op zitting gesteld maar niet met stukken onderbouwd. Bovendien heeft verweerder het niet zonder meer geloofwaardig kunnen vinden dat eiser zonder dat iemand in kliniek ervan op de hoogte was honderd(en) homoseksuele mannen heeft kunnen behandelen in de periode van november 2015 tot december 2016. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het aantal van honderden patiënten zijn gehele loopbaan omvat, nu dit niet uit zijn verklaringen in de gehoren blijkt. Eiser is immers expliciet gevraagd naar de problemen die hij ondervond tussen november 2015 en januari 2017 en naar zijn werkzaamheden bij de Dr. Gemechis Mamo Higher Clinic. De verklaringen van eiser over de wijze waarop Dr. Gemechis Mamo achter zijn geheime werkzaamheden is gekomen, heeft verweerder tevens onvoldoende overtuigend kunnen vinden. Eiser verklaart dat in de dossiers de seksuele geaardheid van patiënten niet staat genoteerd maar dat een arts uit de specifieke klachten die de mannen hebben wel kan afleiden dat het homoseksuele mannen betreft. Deze verklaring heeft verweerder in redelijkheid niet hoeven volgen, nu de klachten die eiser noemt niet één op één in verband kunnen worden gebracht met de seksuele geaardheid van de patiënt.
7.3.
Verweerder heeft tevens niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser als gevolg van zijn ontslag problemen heeft ondervonden. Wat betreft de telefonische bedreigingen heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser het verband tussen zijn ontslag en deze telefoontjes niet aannemelijk heeft gemaakt. Zo kan eiser niet aangeven van wie de telefoontjes afkomstig waren en heeft eiser, naar hij heeft verklaard, zijn werkzaamheden als arts bij de Tesfa-kliniek tot aan 1 mei 2017 zonder problemen kunnen voortzetten. Dat eiser het behandelen van homoseksuele patiënten in de Tesfa-kliniek heeft voortgezet, heeft verweerder ongeloofwaardig kunnen vinden. Daarbij is allereerst van belang dat eiser niet met officiële stukken heeft onderbouwd dat hij voor deze kliniek heeft gewerkt. Voorts heeft verweerder het bevreemdend kunnen vinden dat eiser niet eerder dan begin mei 2017 de aandacht van de autoriteiten zou hebben getrokken of zou zijn beperkt in het uitvoeren van medische behandelingen als Dr. Gemechis Mamo inderdaad iedereen op de hoogte zou hebben gesteld van de geheime werkzaamheden van eiser. Verweerder wijst in dit verband naar de door eiser op 3 februari 2017 verkregen ‘Health professionals registration and licensing certificate’. Tot slot heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser zijn werkzaamheden bij de Tesfa-kliniek onder zijn eigen naam, de Elala-kliniek, heeft voortgezet, terwijl hij stelt vanwege zijn werkzaamheden reeds in de negatieve belangstelling te staan.
7.4.
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder het niet ten onrechte inconsistent heeft gevonden dat eiser enerzijds verklaart dat hij homoseksuele mannen in het geheim moest behandelen en hierdoor problemen heeft ondervonden, terwijl hij anderzijds stelt zich openlijk te hebben uitgelaten over zijn sympathie voor de gelijke behandeling van homoseksuelen. Zo heeft eiser een eigen website waarop hij zich zou hebben uitgesproken voor de gelijke medische behandeling van homoseksuelen en zou hij zijn overstap van de Dr. Gemechis Mamo Higher Clinic naar de Tesfa-kliniek (Elala-kliniek) kenbaar hebben gemaakt door het verspreiden van een kaartje binnen de (weliswaar besloten) homogemeenschap. Ook heeft eiser verklaard dat hij met zijn familie openlijk over zijn werk spreekt en dat zij op zijn facebookaccount (kunnen) zien wat zijn mening is ten aanzien van LHBTI’s. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen niet rijmen met het gestelde heimelijk behandelen van homoseksuelen.
7.5.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser op 1 mei 2017 door de politie is opgepakt. Zo heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de plaats waar hij is opgepakt, namelijk of dit thuis was dan wel in een kroegje waar hij aan het ontbijten was. Dat eiser na de aandacht van de politie in mei 2017 tot aan 4 september 2017 door de politie ongemoeid is gelaten, valt niet te rijmen met het beeld dat eiser schetst over de positie van homoseksuelen in Ethiopië. Dit geldt eveneens voor zijn verklaring dat hij zich op 4 september 2017 bij de politie heeft gemeld en met de dood is bedreigd maar ook direct weer is vrijgelaten. Ook de omstandigheid dat eiser op 14 september 2017 ongehinderd met zijn eigen paspoort Ethiopië heeft kunnen uitreizen, duidt er niet op dat eiser in de negatieve aandacht van de Ethiopische autoriteiten staat.
7.6.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser wordt toegedicht homoseksueel te zijn en als gevolg hiervan problemen heeft ondervonden. Hoewel eiser op zijn website melding maakt van gelijke rechten voor LHBTI’s in de gezondheidszorg, blijkt hieruit nog niet dat eiser bekend staat als een voorvechter voor LHBTI-rechten noch dat hij om die reden zelf beschouwd wordt als homoseksueel. Dit geldt eveneens voor het onderzoeksvoorstel dat eiser heeft opgesteld om de houding van artsen tegenover LHBTI’s in Ethiopië in kaart te brengen. Met het enkel publiceren van dit voorstel op zijn website heeft eiser bovendien niet aannemelijk gemaakt dat hij het onderzoek is gestart en/of resultaten van het onderzoek heeft gepubliceerd. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat niet is gebleken dat eiser door zijn website of het onderzoeksvoorstel in de negatieve belangstelling is komen te staan. Dat er een hatelijke opmerking onder een van eisers blogs is geplaatst, maakt op zichzelf beschouwd nog niet dat eiser heeft aangetoond regelmatig te worden beledigd en bedreigd. Tot slot komt uit de overgelegde e-mailconversatie met Dhr. Gebregziabher naar voren dat eiser gevraagd is deel te nemen aan een project over de toegang tot de gezondheidszorg voor LHBTI’s in Ethiopië. In het bijgevoegde manifest staat echter dat eiser als medewerker nog niet officieel is bevestigd, waardoor niet is gebleken eiser daadwerkelijk deelneemt aan dit project. De rechtbank kan eisers deelname ook niet afleiden uit de overgelegde schermafbeelding van het twitteraccount van eiser. Dat eiser hierdoor te vrezen heeft bij terugkeer, heeft hij dan ook niet aannemelijk gemaakt.
8. De rechtbank overweegt als volgt omtrent de beroepsgronden, die zijn gericht tegen het aanvullend besluit.
8.1.
Verweerder stelt zich in het aanvullend besluit terecht op het standpunt dat het allereerst aan eiser is om zijn homoseksuele geaardheid middels zijn verklaringen aannemelijk te maken en dat eiser hierin – gelet op de samenwerkingsplicht – tegemoet wordt gekomen door het stellen van vragen tijdens het gehoor. Uit het aanvullend gehoor van 30 januari 2020 komt naar voren dat eiser vragen zijn gesteld, zodat hij zijn eigen ervaringen naar voren heeft kunnen brengen, onder andere over het moment waarop hij erachter kwam dat hij homoseksueel was. Op pagina vier is eiser verzocht om zich daarbij te focussen op wat er door hem heen ging en hoe hij zich hierbij voelde zowel op emotioneel als op rationeel vlak. De stelling van eiser dat hij niet de gelegenheid heeft gehad om te verklaren over hoe hij op 12-jarige leeftijd tot het inzicht kwam op jongens te vallen, volgt de rechtbank gelet hierop dan ook niet. Van eiser mag verwacht worden dat hij ook uit zichzelf voldoende overtuigende verklaringen aflegt om zijn gestelde homoseksualiteit aannemelijk te maken.
8.2.
Uit het aanvullend besluit blijkt niet dat in eisers zaak door de beslismedewerker een LHBTI-coördinator is geraadpleegd. In het aanvullend verweerschrift stelt verweerder zich echter op het standpunt dat uit de interne minuut volgt dat voorafgaand aan het voornemen een LHBTI-coördinator is geraadpleegd. Hoewel deze minuut niet in de procedure is ingebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding hieraan te twijfelen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende inzichtelijk gemaakt dat op dit punt conform de WI 2019/17 is gehandeld.
8.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij niet eerder tijdens zijn asielprocedure naar voren heeft gebracht homoseksueel te zijn, nu hem hiertoe voldoende gelegenheid is geboden. In het aanvullend gehoor van 30 januari 2020 brengt eiser naar voren dat hij dit niet eerder heeft gedaan, omdat hij zich niet comfortabel voelde hierover te verklaren in het bijzijn van een tolk uit zijn land van herkomst. Verweerder overweegt hieromtrent terecht dat eiser zijn geaardheid ook op een andere wijze eerder dan in zijn aanvullende beroepsgronden had kunnen inbrengen, zoals via zijn advocaat in de correcties & aanvullingen op de gehoren of in de zienswijze dan wel via een brief van een belangenorganisatie als het COC. Eiser heeft immers verklaard dat hij het COC al kende van eerdere bezoeken aan Nederland. Om die reden heeft verweerder de reden die eiser geeft bij het inbrengen van het nieuwe asielmotief in de beroepsprocedure, namelijk dat hij inmiddels contact heeft met COC Nederland en zich vrijer durft te uiten en te verklaren over zijn seksuele voorkeur, in redelijkheid niet hoeven volgen. Met de verklaring van de GGZ Centraal Meerzicht van 21 mei 2019 heeft eiser tevens niet onderbouwd wat de reden is dat hij dit asielmotief niet eerder heeft ingebracht. Uit deze verklaring volgt immers niet dat eiser met een psychiater heeft gesproken over zijn homoseksuele geaardheid.
8.4.
Over zijn gestelde seksuele geaardheid heeft eiser tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Zo heeft eiser in het nader gehoor verklaard dat hij heteroseksueel is en dat, als hij homoseksueel was, hij dat tijdens het gehoor zou hebben verteld, aangezien hij hier de ruimte heeft het te vertellen. In het aanvullend gehoor van 14 december 2017 heeft eiser dit nogmaals bevestigd door op de vraag ‘Heeft u in de ogen van de Ethiopische maatschappij en autoriteiten ooit homoseksuele handelingen verricht?’ te verklaren dat hij straight is en geen homoseksueel. Hiermee is tegenstrijdig dat hij in het aanvullend gehoor van 30 januari 2020 verklaart homoseksueel te zijn en reeds in zijn land van herkomst relaties met mannen te hebben gehad.
8.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser er onvoldoende in is geslaagd een authentiek verhaal over zijn eigen ervaringen met betrekking tot zijn seksuele geaardheid naar voren te brengen. Hierbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn innerlijk proces en (de ontwikkeling van) zijn gevoelens voor mannen. Hij verklaart dat hij mannen anders ging zien en aantrekkelijk begon te vinden, maar met deze verklaringen heeft eiser onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot dit inzicht kwam en wat het met hem persoonlijk deed dat hij aantrekkelijk mannen (in de sportschool) zag. Door het lezen van boeken over fysiologie, psychologie en menselijk gedrag zou eiser beseft hebben dat hij anders was, maar ook dat hij niet de enige was die gevoelens had voor iemand van hetzelfde geslacht. Verweerder heeft eiser in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat hij met zijn verklaringen op dit punt niet concreet maakt wat dit persoonlijk met hem deed evenals dat het ongerijmd is dat eiser de titels van deze boeken niet kan noemen. Het enkele tijdsverloop van tweeëntwintig jaar maakt nog niet dat aannemelijk is dat eiser de boeken die naar hij stelt zo’n belangrijke invloed hebben gehad op de ontwikkeling van zijn seksualiteit, zou zijn vergeten. Wat betreft het innerlijk conflict dat eiser stelt te hebben gehad tussen zijn geloof en zijn seksuele geaardheid heeft verweerder zich ook op het standpunt kunnen stellen dat eiser hierover oppervlakkig en summier heeft verklaard. Zijn verklaringen zien voornamelijk op de concrete handelingen die hij in het kader van zijn geloof heeft verricht, maar hiermee maakt eiser zijn innerlijke beleving en emoties onvoldoende inzichtelijk. Ook heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij niet uit heeft kunnen leggen wat voor hem emotioneel nodig is om er openlijk voor uit te kunnen komen dat hij homoseksueel is.
8.6.
Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser met zijn verklaringen over de relaties die hij heeft gehad ook niet aannemelijk heeft gemaakt homoseksueel te zijn. In het eerste gehoor en het aanvullend gehoor van 14 december 2017 heeft eiser verklaard verloofd te zijn met een vrouw en al negen jaar een relatie met haar te hebben. Eiser verklaart dat zij nog niet getrouwd zijn, omdat de ouders van zijn verloofde dachten dat hij homoseksueel was, hetgeen volgens eiser niet het geval is. Verweerder heeft het ongerijmd kunnen vinden dat eiser deze vrouw in het aanvullend gehoor van 30 januari 2020 in het geheel niet meer noemt en pas in de zienswijze van 15 april 2020 naar voren brengt dat hetgeen hij heeft verklaard over deze relatie niet juist is. Verweerder heeft verder niet ten onrechte niet ingezien dat eiser de relatie met Ashenafi niet direct in het aanvullend gehoor van 30 januari 2020 heeft genoemd, maar pas bij zijn Correcties & Aanvullingen op dit gehoor, terwijl hem expliciet is gevraagd naar zijn eerste relatie na Yonis. Over zijn gestelde relatie met Abiy heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de relatie na de dinerafspraak is ontstaan evenals dat eiser Abiy slechts in algemene en oppervlakkige termen beschrijft. Van eiser hadden meer diepgaande en gedetailleerde verklaringen over Abiy mogen worden verwacht, enkel dan dat hij leuk en knap is, nu eiser aangeeft al jaren een relatie met hem te hebben. Met de kopie van de negatieve beslissing op de visumaanvraag van Abiy heeft eiser de relatie niet onderbouwd, nu uit deze beslissing niet blijkt dat sprake is van een relatie tussen eiser en Abiy. Tot slot heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de activiteiten die hij met Yonis en Abiy ondernam. Enerzijds verklaart eiser dat hij niet buitenshuis afsprak uit angst om gedood te worden. Anderzijds verklaart hij met Yonis te zijn gaan trainen in een recreatiegebied en met Abiy uit eten te zijn geweest, in het stadion een voetbalwedstrijd te hebben bekeken en naar de bioscoop te zijn geweest.
8.7.
Verweerder heeft in de beoordeling betrokken dat eiser kennis heeft over de situatie voor homoseksuelen in Ethiopië en dat uit de overgelegde brief van het COC blijkt dat eiser deelneemt aan cocktail events. Tevens heeft verweerder de verklaringen van eiser dat hij naar feesten gaat met vrienden in Amsterdam en elke twee weken bijeenkomsten van het COC bezoekt, in de beoordeling betrokken. Daarentegen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bezoeken van dergelijke bijeenkomsten en het hebben van kennis over de situatie voor LHBTI’s op zichzelf nog niet betekent dat eiser homoseksueel is. Daartoe zijn de door eiser afgelegde verklaringen omtrent zijn seksuele geaardheid ook van belang. Deze verklaringen in aanmerking genomen heeft verweerder niet geloofwaardig geacht dat eiser homoseksueel is. Gelet op hetgeen in de rechtsoverwegingen hiervoor is overwogen, volgt de rechtbank verweerder in dit standpunt.
8.8.
Nu verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser homoseksueel is, heeft verweerder een beoordeling van de zwaarwegendheid terecht achterwege gelaten. De rechtbank volgt dan ook niet dat eiser als gevolg van zijn seksuele geaardheid bij terugkeer naar Ethiopië gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt.
9. Het beroep met nummer NL18.16211 is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep met nummer NL18.16211 ongegrond;
  • verklaart het beroep met nummer NL20.11759 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.