ECLI:NL:RBDHA:2020:14974
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen intrekking verblijfsvergunning als au pair, inmiddels rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan. Geen procesbelang. Beroep niet-ontvankelijk.
In deze zaak gaat het om een beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres, die als au pair in Nederland verbleef. Eiseres, geboren in 1992 en van Vietnamese nationaliteit, had een verblijfsvergunning gekregen met als doel 'uitwisseling', geldig tot 8 april 2018. Na inschrijving bij haar partner op 16 februari 2018, heeft zij op 8 maart 2018 een aanvraag ingediend om het verblijfsdoel te wijzigen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter op 23 oktober 2018 de verblijfsvergunning ingetrokken, omdat eiseres volgens hem niet had voldaan aan de voorwaarden van de vergunning. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 29 november 2019. De rechtbank heeft op 12 oktober 2020 de zitting gehouden, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang had bij de beoordeling van haar beroep, omdat zij inmiddels rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunning geen feitelijke betekenis had voor eiseres, aangezien haar rechten niet werden aangetast. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Schuman op 19 november 2020.