ECLI:NL:RBDHA:2020:14973
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) wegens onvoldoende middelen van bestaan en hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een verzoek om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Surinaamse vrouw, had op 15 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een mvv, maar deze werd afgewezen op basis van het middelenvereiste. De referent, haar echtgenoot, had een inkomen dat onder het normbedrag lag, en het inkomen van eiseres werd als niet duurzaam beschouwd. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet ambtshalve heeft getoetst of zij recht had op verblijf als gemeenschapsonderdaan op basis van het arrest Chavez-Vilchez. De rechtbank oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren voor een ambtshalve toetsing, aangezien eiseres in de bestuurlijke fase niet had aangetoond dat zij rechten kon ontlenen aan dit arrest. Daarnaast werd de hoorplicht in de bezwaarschriftenprocedure besproken, waarbij de rechtbank concludeerde dat verweerder op basis van de ingediende stukken kon concluderen dat het bezwaar ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.