ECLI:NL:RBDHA:2020:14971
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op grond van openbare orde en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Eiser, een Nigeriaanse man, had de aanvraag ingediend voor zijn verblijf in Nederland, waar zijn vrouw en haar kinderen wonen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen op basis van openbare orde, verwijzend naar een eerdere veroordeling van eiser in Frankrijk voor drugsdelicten. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat hij geen gevaar voor de openbare orde vormt en dat de belangen van zijn gezin zwaarder wegen dan de afwijzing van zijn aanvraag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift tijdig was ingediend, ondanks een eerdere fout in de indiening. Vervolgens heeft de rechtbank de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de Nederlandse overheid bij het handhaven van de openbare orde zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiser en zijn gezin.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de hechtheid van de gezinsband en de mogelijkheid om het gezinsleven in Nigeria voort te zetten, beoordeeld. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor de sterkte van de gezinsband, vooral gezien zijn eerdere detentie en het feit dat hij in het verleden niet in Nederland heeft verbleven. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag rechtmatig was en dat er geen sprake was van een ongerechtvaardigde inmenging in het gezinsleven. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.