ECLI:NL:RBDHA:2020:14965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
NL20.18695
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Dublinclaimant in het bestuursrecht met betrekking tot de overdracht naar België

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser die onder de Dublinverordening valt. De eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, is op 22 oktober 2020 in bewaring gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is op basis van verschillende gronden, waaronder het risico dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en het feit dat hij Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen.

Tijdens de zitting op 2 november 2020 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen de bewaring toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor de bewaring, zoals uiteengezet door de verweerder, voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over het ontbreken van een redelijk vooruitzicht op overdracht naar België verworpen. De rechtbank concludeert dat de overdracht binnen de gestelde termijn mogelijk is, ondanks de Covid-19 maatregelen die in België van kracht zijn.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 november 2020 en kan worden aangevochten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18695
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Timmer), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A. Biada. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1984] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist alle bewaringsgronden. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld de zware grond onder 3c niet langer te handhaven. Verweerder kan bij de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, volstaan met een toelichting waaruit de feitelijk juistheid van die grond blijkt.3 De rechtbank oordeelt dat bij grond 3a duidelijk is toegelicht dat verweerder op goede gronden vermoedt dat eiser Nederland niet op voorgeschreven wijze is binnengekomen. Eiser kan namelijk geen geldig paspoort of ander identiteitsdocument overleggen. Bovendien heeft eiser tijdens het gehoor voor de inbewaringstelling op 22 oktober 2020 zelf verklaard dat hij Europa meerdere keren op illegale wijze is ingereisd. Daarnaast is ook de zware grond onder 3b terecht aan de maatregel ten grondslag gelegd. In de maatregel van bewaring is toegelicht dat eiser zich niet heeft gehouden aan de aan hem opgelegde vorderingen om te verschijnen bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) om zijn vertrek te bespreken. In het gehoor voor de inbewaringstelling op 22 oktober 2020 erkent eiser dit ook en verklaart dat hij wegens gebrek aan geld niet naar zijn afspraken met de AVIM kwam. De lopende asielaanvraag van eiser in België doet niet af aan de feitelijke juistheid van deze grond. Eiser dient namelijk in België te blijven gedurende de behandeling van zijn asielaanvraag. De bewaringsgronden onder 3a en 3b zijn samen voldoende om aan te nemen dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze twee gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. De overige bewaringsgronden bespreekt de rechtbank daarom niet. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiser voert verder aan dat er geen redelijk vooruitzicht op overdracht is. Eiser valt onder de werkingssfeer van de Dublinverordening4 en is op 22 oktober 2020 in bewaring gesteld. Gelet op artikel 28, derde lid, van de Dublinverordening, dient in een dergelijke situatie de overdracht binnen een termijn van uiterlijk zes weken vanaf de aanvaarding van het claimverzoek door de andere lidstaat plaats te vinden. België heeft het claimverzoek van Nederland op 27 oktober 2020 geaccepteerd, zodat de overdracht van eiser voor 8 december 2020 moet plaatsvinden. Vanwege Covid-19 gaat België vanaf 30 oktober 2020 in ‘lockdown’. Nu deze ‘lockdown’ in ieder geval geldt tot 13 december 2020, is het niet mogelijk om eiser tijdig over te dragen. Daarnaast moet eiser voor de overdracht medische informatie overleggen, maar daarvoor bestaat geen wettelijke grondslag, aldus eiser.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op overdracht is. Immers, uit de door eiser overlegde informatie5 blijkt dat België zijn grenzen niet heeft gesloten conform Europese afspraken. Er bestaat volgens de rechtbank dan ook geen concrete aanleiding om aan te nemen dat eiser niet binnen de uiterlijke overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening kan worden
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3 Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
4 Verordening 604/2013.
5
https://www.info-coronavirus.be/nl/news/occ3010/
overgedragen. De mogelijke verplichting van het overleggen van medische gegevens is een praktische zaak gerelateerd aan de overdracht en kan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de rechtmatigheid van de bewaringsmaatregel. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 november 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.