Op 11 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een verzoeker van Colombiaanse nationaliteit, die een voorlopige voorziening had aangevraagd. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 7 oktober 2020, waarin zijn verzoek om toezending van de verslagen van zijn gehoren van 18 augustus en 23 september 2020 was afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om de verslagen vóór 12 november 2020 beschikbaar te stellen, omdat hij meende dat hij recht had op deze informatie in het kader van zijn asielprocedure.
De voorzieningenrechter overwoog dat de weigering om de verslagen te verstrekken kan worden gelijkgesteld met een besluit, maar dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet in zijn belangen was geschaad, omdat hij na afronding van het nader gehoor alsnog de mogelijkheid had om correcties en aanvullingen te doen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de wet niet voorschrijft dat de verslagen voor de afronding van het gehoor moeten worden verstrekt. De uitspraak werd gedaan zonder dat partijen op een zitting werden uitgenodigd, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was.
De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.