ECLI:NL:RBDHA:2020:14943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
AWB 20/8228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verstrekking verslagen nader gehoor asielprocedure

Op 11 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een verzoeker van Colombiaanse nationaliteit, die een voorlopige voorziening had aangevraagd. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 7 oktober 2020, waarin zijn verzoek om toezending van de verslagen van zijn gehoren van 18 augustus en 23 september 2020 was afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om de verslagen vóór 12 november 2020 beschikbaar te stellen, omdat hij meende dat hij recht had op deze informatie in het kader van zijn asielprocedure.

De voorzieningenrechter overwoog dat de weigering om de verslagen te verstrekken kan worden gelijkgesteld met een besluit, maar dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet in zijn belangen was geschaad, omdat hij na afronding van het nader gehoor alsnog de mogelijkheid had om correcties en aanvullingen te doen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de wet niet voorschrijft dat de verslagen voor de afronding van het gehoor moeten worden verstrekt. De uitspraak werd gedaan zonder dat partijen op een zitting werden uitgenodigd, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was.

De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8228
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 november 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , geboren op [1981] , van gestelde Colombiaanse nationaliteit, verzoeker
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Nijland),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 7 oktober 2020 heeft verweerder het verzoek van eiser om toezending van de verslagen van het gehoor van verzoeker van 18 augustus en 23 september 2020 afgewezen (het primaire besluit).
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen en verweerder te bevelen de verslagen van het gehoor vóór 12 november 2020 aan hem beschikbaar te stellen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft in Nederland een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. In dat kader is hem een nader gehoor afgenomen op 17 augustus 2020. Dit nader gehoor is afgebroken en vervolgens is de gemachtigde van verzoeker op 18 augustus 2020 meegedeeld dat de behandeling van de aanvraag van verzoeker wordt voortgezet in de verlengde asielprocedure.
Het nader gehoor is voortgezet op 23 september 2020. Ook dit gehoor is voortijdig afgebroken, onder meer omdat verzoeker bij voortzetting van het gehoor op die dag niet meer terug zou kunnen reizen naar het [locatie] , waar hij verbleef. Omdat het nader gehoor niet is afgerond, is verzoeker uitgenodigd om het nader gehoor voort te zetten op 18 november 2020. Tussen partijen is niet in geschil dat het nader gehoor nog niet is afgerond.
2. De voorzieningenrechter is van voorlopig oordeel dat de weigering om stukken aan verzoeker toe te zenden op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 kan worden gelijkgesteld met een besluit. Of de betreffende feitelijke handeling op rechtsgevolgen is gericht, is hierbij niet van belang.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat hem de verslagen van de nadere gehoren ter hand dienen te worden gesteld omdat artikel 3.113 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) dit voorschrijft. Dat verzoeker tussentijds is doorverwezen naar de verlengde asielprocedure, of dat het gehoor zich uitstrekt over meerdere dagen, is hierbij volgens verzoeker niet van belang. In artikel 3.116 van het Vb is bepaald dat hij bij doorzending naar de verlengde asielprocedure eerst in de gelegenheid moet worden gesteld om correcties en aanvullingen te doen op het eerdere nader gehoor of aanvullend nader gehoor. Verzoeker stelt door de handelwijze van verweerder in zijn belangen te zijn geschaad. Hij kan zich door het tijdsverloop minder goed herinneren wat hij in de eerdere gehoren heeft verklaard en hij kan worden geconfronteerd met verklaringen die wellicht niet juist zijn opgeschreven of weergegeven. Verweerder heeft ook geen belang bij het achterhouden van de verslagen van de eerdere gehoren. Bovendien handelt verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eiser noemt twee gevallen waarin tussentijds verslagen van het gehoor aan de vreemdeling zijn verstrekt. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter om verweerder op te dragen de verslagen van het nader gehoor uiterlijk op 12 november 2020 aan hem ter beschikking te stellen.
4. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen als het verzoek kennelijk ongegrond is. Het begrip ‘kennelijk’ betekent dat daarover in redelijkheid geen twijfel mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval als er kennelijk geen sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft van deze laatste bevoegdheid gebruik gemaakt.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een spoedeisend belang. Tussen partijen is niet in geschil dat het nader gehoor nog niet is afgerond. Uit artikel 3.113 van het Vb vloeit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voort dat verweerder verplicht is om aan verzoeker verslagen van het nader gehoor te verstrekken voordat dit is afgerond. De bedoeling van het bepaalde in artikel 3.113 van het Vb is immers dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om nader te verklaren over tegenstrijdigheden in het relaas, welke gelegenheid volgens artikel 3.113, vijfde lid, wordt geboden door verzoeker de gelegenheid te geven voor het indienen van correcties en aanvullingen na afronding van dit nader gehoor. De voorzieningenrechter ziet in wet- en regelgeving geen aanknopingspunten voor het voorlopig oordeel dat verzoeker vóór het afronden van het nader gehoor tussentijds hiertoe al in de gelegenheid moet worden gesteld. Nu niet in geschil is dat het nader gehoor nog niet is afgerond, mist artikel 3.116 van het Vb hier ook toepassing.
6. Voor zover verzoeker stelt te kunnen worden geconfronteerd met verklaringen die wellicht niet juist zijn opgeschreven of weergegeven, overweegt de voorzieningenrechter dat het aan de vreemdeling is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en juist en volledig te verklaren. Het ligt dan ook op zijn weg om vanuit die verantwoordelijkheid zelf aantekeningen te maken van wat er tijdens het nader gehoor is verklaard. En zoals hierboven is overwogen, bestaat na de afronding van het nader gehoor nog de gelegenheid tot het indienen van aanvullingen en correcties op het verslag van het nader gehoor. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van voorlopig oordeel dat verzoeker door de door verweerder gehanteerde werkwijze niet in zijn belangen is geschaad.
7. Dat verzoeker twee zaken noemt waar een verslag van een al dan niet afgerond nader gehoor aan de vreemdeling is uitgereikt, geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een ander oordeel, nu deze stelling niet nader is onderbouwd en verweerder geen vaste gedragslijn hanteert, waarin dit gebeurt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier, op 11 november 2020.
De voorzieningenrechter is verhinderddeze uitspraak mede te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.