ECLI:NL:RBDHA:2020:14940

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
NL20.7473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure na niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Verzoeker had op 25 maart 2020 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen op zijn aanvraag. Op 17 april 2020 heeft de Staatssecretaris alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft overwogen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, aangezien de zaak op basis van de ingediende stukken kon worden beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van verzoeker, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er contact is geweest tussen verzoeker en zijn gemachtigde in september 2019, wat relevant was voor de beoordeling van de proceskostenvergoeding.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen en de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier, en is bekendgemaakt op 22 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.7473
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.A.E. Engelen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Kleve).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten . Verweerder heeft op 12 mei 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verzoeker is op 25 maart 2020 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 17 april 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft in zijn schrijven van 12 mei 2020 aangegeven niet bereid te zijn om de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt te vergoeden. Verzoeker is omstreeks
29 juli 2019 met onbekende bestemming vertrokken (MOB) en zijn asielaanvraag is bij beschikking van 17 april 2020 buiten behandeling gesteld. Volgens verweerder kan geen
aanspraak worden gemaakt op een proceskostenvergoeding, omdat er niet langer sprake is van een aanvraag waarop dient te worden beslist. Ook heeft verzoeker met zijn handelwijze volgens verweerder te kennen gegeven geen prijs meer te stellen op een beslissing, en derhalve geen belang meer te hebben bij een beslissing. Tot slot wijst verweerder op artikel 4:17, zesde lid, onder b, van de Awb, waaruit volgt dat de verplichting tot het betalen van de dwangsom kan worden onthouden.
5. De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. Verweerder heeft, los van de inhoudelijke beoordeling op de asielaanvraag van verzoeker, niet tijdig en pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing genomen op zijn asielaanvraag. Daarom is het beroep wegens het niet tijdig nemen van een beslissing terecht ingediend. Daarbij acht de rechtbank van belang dat er tussen verzoeker en zijn gemachtigde contact is geweest in september 2019. Dat is na het moment waarop verzoeker door verweerder als MOB is geregistreerd en voorafgaand aan het instellen van beroep en het uiteindelijke besluit de aanvraag buiten behandeling te stellen. De rechtbank overweegt verder dat artikel 4:17, zesde lid, onder b, van de Awb niet van toepassing is, omdat de onderhavige procedure ziet op het verzoek om een proceskostenvergoeding en niet op een dwangsom bij niet tijdig beslissen.
6. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bbp is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
22 september 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u hiertegen in verzet. U moet hiervoor binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt een verzetschrift indienen. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.