ECLI:NL:RBDHA:2020:14932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
NL20.6095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen terugkeerbesluit in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had op 18 december 2018 een aanvraag tot toetsing aan het EU-recht ingediend, welke op 2 oktober 2019 werd afgewezen. Vervolgens werd aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van 28 dagen. Op 29 februari 2020 werd dit besluit herhaald, wat leidde tot het bestreden besluit waartegen eiser beroep instelde.

Tijdens de zitting op 25 september 2020 was eiser niet aanwezig, terwijl de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft en dat de door hem aangevoerde omstandigheden, zoals het hebben van twee dochters, niet voldoende waren om van het terugkeerbesluit af te zien. Eiser had ook aangevoerd dat verweerder hem ten onrechte niet had bevraagd over zijn relatie met zijn kinderen, maar de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet op rechtsgevolg gericht was, aangezien het slechts een herhaling was van het eerdere besluit van 2 oktober 2019.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat het bestreden besluit geen andere rechtsgevolgen had dan het eerdere terugkeerbesluit. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.6095
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Jansen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Eiser heeft op 18 december 2018 een aanvraag Toetsing aan het EU-recht gedaan. Op 2 oktober 2019 is deze aanvraag afgewezen en is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van 28 dagen.
Bij besluit van 29 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van 28 dagen op grond van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en hij is geboren op [1987] .
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft. Voor wat betreft de aangevoerde omstandigheden dat eiser twee dochters heeft en dat hij bij zijn kinderen wil blijven, overweegt verweerder dat dit geen redenen zijn om af te zien van oplegging van het terugkeerbesluit.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder eiser ten onrechte niet heeft bevraagd over de relatie met zijn kinderen of op welke wijze de kinderen afhankelijk zijn van eiser om te bepalen of eiser een afgeleid verblijfsrecht heeft. Verweerder heeft verder niet gemotiveerd waarom ondanks de aanwezigheid van de kinderen van eiser, toch een terugkeerbesluit kan worden opgelegd.
4. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat het bestreden besluit niet op rechtsgevolg gericht is en dat eiser geen belang heeft bij zijn beroep.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder op 2 oktober 2019 aan eiser een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Eiser heeft daar geen gehoor aan gegeven. Het bestreden besluit heeft dan ook geen andere rechtsgevolgen dan het terugkeerbesluit van 2 oktober 2019, waardoor het bestreden besluit niet is gericht op rechtsgevolg als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
05 november 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.A. Schuman A.E. van Gestel
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: DSR13183075
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.