ECLI:NL:RBDHA:2020:14931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
NL20.9476
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige bekering en gebruik van niet-registertolk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld, waarbij de geloofwaardigheid van de bekering van eiser tot het christendom centraal stond. Eiser stelde dat hij door zijn bekering vervolgd zou worden bij terugkeer naar Iran. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser onvoldoende diepgang vertoonden en dat er geen bewijs was van een actief proces van afkeer van de islam. Daarnaast werd het gebruik van een niet-registertolk tijdens het gehoor ter discussie gesteld. De rechtbank concludeerde dat de vereiste spoed in de asielprocedure het gebruik van een niet-registertolk rechtvaardigde en dat eiser niet in zijn belangen was geschaad. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en de aanvraag afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.9476
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S.M. Razaghi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en hij is geboren op [1988] .
2. Eiser heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is via zijn vriend [naam] in contact gekomen met de bijbel en het christendom. Hij heeft van [naam] een Bijbel gekregen en ze hebben samen een huiskerk bezocht. Eiser heeft via zijn moeder te horen gekregen dat [naam] is gearresteerd. Op een later moment zijn de Iraanse autoriteiten bij de moeder van eiser thuis geweest omdat ze naar eiser op zoek waren. Eiser vreest bij terugkeer vervolgd te worden vanwege zijn bekering.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Gestelde bekering tot het christendom;
4. Verweerder heeft relevant element 1 geloofwaardig geacht. Hij heeft relevant element 2 ongeloofwaardig geacht. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.

Ten aanzien van de tolk

5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, ondanks het gebruik van een niet- registertolk, tijdens het gehoor van 13 januari 2020 is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). Er is geen gebruik gemaakt van een registertolk Farsi omdat een registertolk in die taal niet tijdig beschikbaar was vanwege een staking van de tolken. Op grond van artikel 28, derde lid, van de Wbtv, mocht verweerder gelet op de vereiste spoed gebruik maken van een niet-registertolk. Verweerder is niet verplicht om bij gebrek aan registertolken gebruik te maken van tolken op de uitwijklijst. Dit volgt uit het Besluit Uitwijklijst Wbtv onder de toelichting van artikel 3. De tijdens het gehoor ingezette tolk voldoet aan de kwaliteitsvereisten voor niet-registertolken van verweerder. Hij heeft in het verleden geregistreerd gestaan als tolk in de talen Pashto en Dari. Hij is de afgelopen jaren uitgeleend aan Frontex en hij heeft daar altijd goede kritieken ontvangen. Zijn internationale werkzaamheden vormen een voor de hand liggende verklaring voor het niet opnieuw inschrijven in het Rbtv. Het is niet gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad door het gebruik van een niet-registertolk.
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een niet-registertolk. Omdat de tolk niet in een register ingeschreven is, is niet objectief vast te stellen dat hij aan de omschreven criteria voldoet. Op grond van artikel 28, vierde lid, van de Wbtv zijn er geen bijzondere omstandigheden om van de afnameplicht af te wijken. Eisers asielaanvraag dateert van 11 september 2018. Eiser was bereid nog langer te wachten met het gehoor als er een gekwalificeerde tolk ingezet zou worden. Tolkwerkzaamheden voor Frontex betreffen met name eenvoudige gesprekken over de vaststelling van de identiteit en het opnemen van biometrische gegevens. De tolk is niet gewend om te tolken voor bekeerlingen. Eiser heeft algemeen en oppervlakkig verklaard als gevolg van de communicatie met de tolk. Zo heeft eiser in het gehoor aangegeven dat hij zoveel mogelijk eenvoudige woorden gebruikt. Hierdoor is eiser in zijn belangen geschaad. Van eiser kan gelet op zijn culturele achtergrond niet verwacht worden dat hij zich tijdens het gehoor zeer assertief opstelt.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wbtv maakt verweerder uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers. Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, kan in afwijking van het eerste lid gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is, indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat. Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, wordt, indien van het eerste lid wordt afgeweken, dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd.
8. De rechtbank overweegt dat de vereiste spoed als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wbtv in beginsel voortvloeit uit de algemene asielprocedure zoals de wetgever deze
heeft ingericht.1 Door in het voornemen toe te lichten dat er geen gebruik is gemaakt van een registertolk omdat deze gelet op de vereiste spoed niet tijdig beschikbaar was vanwege de staking van de tolken, heeft verweerder conform artikel 28 van de Wbtv gehandeld. Ter zitting is niet duidelijk geworden waarom eiser met de keuze voor spreken met eenvoudige woorden niet tot diepgang of tot een gedetailleerde verklaring heeft kunnen komen. Het is verder onvoldoende gebleken dat de tolk, zoals eiser stelt, niet aan de benodigde kwaliteitseisen voldoet. Het is niet gebleken dat eiser niet (ook met behulp van de correcties en aanvullingen en de zienswijze) alles wat hij wilde, naar voren heeft kunnen brengen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Ten aanzien van de bekering

9. Verweerder heeft de bekering ongeloofwaardig geacht. Eisers verklaringen geven geen blijk van een proces dat lijkt op een actieve afkeer van de islam. Het wordt vreemd bevonden dat eiser in zijn eentje in korte tijd, zonder veel achtergrondinformatie, zoveel verhalen uit de Bijbel heeft kunnen lezen en begrijpen.
10. Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn proces van afvalligheid voldoende uiteengezet heeft. Eiser komt uit een milieu van weinig praktiserende moslims, maar hij kwam wel in aanraking met de islam en de gevolgen van de islam. Hij kwam later tot de conclusie dat de islam geen waar geloof kon zijn. Eiser kwam vervolgens in contact met [naam] , waar hij in korte tijd kon lezen over een aantal voor het christendom belangrijke thema’s. Het lezen van de Bijbel was voor eiser een katalysator in het proces van bekering. Wat voor eiser belangrijk is geweest in zijn proces, dat hij niet eerder heeft durven vertellen, is dat hij een droom had waarin zijn grootvader met Jezus voorkwam. Hierdoor wist eiser dat hij op de goede weg was met het christendom.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de bekering niet geloofwaardig heeft geacht. Het is aan eiser om zijn asielrelaas zo volledig mogelijk naar voren te brengen. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser onvoldoende gedetailleerd en met onvoldoende diepgang heeft verklaard over zijn proces van bekering tot het christendom. Nu eiser in een relatief korte periode is bekeerd tot het christendom mag van hem verwacht worden dat hij uitleg kan geven over het proces en zijn motieven hiervoor. Dat eiser pas in beroep naar voren brengt dat hij een belangrijke droom heeft gehad over het christendom is opmerkelijk te achten. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het afbreuk doet aan eisers verklaringen dat eiser dit pas in beroep naar voren heeft gebracht. Dat eiser tijdens een christelijk gebed in slaap is gevallen is eveneens opmerkelijk te achten. Het blijft onduidelijk waarom eiser van niet- praktiserend moslim plots de overstap heeft gemaakt naar het christendom. Verweerder heeft niet ten onrechte geen proces van afvalligheid aangenomen. Eiser heeft geen blijk gegeven van een actief proces van afkeer van de islam. Eiser stelt immers van niet- praktiserend moslim te zijn bekeerd tot het christendom. De beroepsgrond slaagt evenmin.
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
1. Uitspraak van de ABRvS van 18 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:891.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
05 november 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.A. Schuman A.E. van Gestel
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.