ECLI:NL:RBDHA:2020:14919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vergoeding van proceskosten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Eik, had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten na een beroepsprocedure tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door M.J. Roeloffzen. De eiser was in beroep gegaan omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 9 september 2020 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van de eiser te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat de zaak eenvoudig was en kon worden afgedaan op basis van de ingediende stukken. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in overweging genomen. Aangezien verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing had genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser recht had op vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen extra kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen, en heeft daarom een lager bedrag toegekend, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5.
De rechtbank heeft uiteindelijk verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan de eiser. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.