ECLI:NL:RBDHA:2020:14910
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en bescherming slachtoffers van mensenhandel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. H.P.H.M. Teunissen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.P. Kallenbach, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 3 november 2020 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waaronder de stelling dat er geen goed persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden en dat hij niet kan terugkeren naar Italië vanwege bedreigingen en zijn status als slachtoffer van mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat de Italiaanse autoriteiten voldoende bescherming bieden en dat er geen aanwijzingen zijn dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen hoefde te worden, omdat Italië verantwoordelijk was en dat de stellingen van eiser onvoldoende onderbouwd waren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.