ECLI:NL:RBDHA:2020:14906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
NL20.18559
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Denemarken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Syrische nationaliteit, had op 14 juli 2020 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag echter niet-ontvankelijk, omdat eiseres al internationale bescherming had gekregen van de Deense autoriteiten. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 2 november 2020, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, werd het standpunt van de verweerder besproken. De rechtbank heeft overwogen dat de asielaanvraag van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiseres een sterke band heeft met Denemarken, waar zij al een verblijfsvergunning had gekregen. De rechtbank concludeert dat de verweerder niet verplicht is om nader onderzoek te doen naar de status van de aanvraag van eiseres voor verlenging van haar verblijfsvergunning in Denemarken. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat zij in Denemarken in een onveilige situatie zal komen, en de rechtbank volgt haar niet in haar stelling dat de lange duur van de verlengingsprocedure een indicatie is dat zij zal worden teruggestuurd naar Syrië. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18559
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
en haar minderjarige kinderen
[Kind 1]
V-nummer: [V-nummer]
[Kind 2]
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Hanna),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.18560, plaatsgevonden op 2 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mw. L. Altaee. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waarover gaat deze uitspraak?
1. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1998] . Zij heeft op 14 juli 2020 een asielaanvraag gedaan in Nederland. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan eiseres door de Deense autoriteiten al internationale bescherming is verleend. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of dat besluit van verweerder juist is.
Waarom verklaart verweerder de asielaanvraag niet-ontvankelijk?
2. Als een vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie (al) internationale bescherming heeft, kan een asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat staat in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Dit gebeurt alleen als de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem/haar redelijk zou zijn om naar dat land te gaan. Dat volgt uit artikel 3.106a, tweede en derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3. Verweerder past deze artikelen op de aanvraag van eiseres toe, omdat uit informatie van de Deense autoriteiten blijkt dat zij eiseres met ingang van 8 januari 2015 in het bezit hebben gesteld van een verblijfsvergunning. Aan eiseres is dus subsidiaire bescherming verleend. De vergunning van eiseres liep tot 8 januari 2020. Eiseres heeft op tijd om verlenging van deze vergunning gevraagd. Op deze aanvraag is echter nog niet beslist. Volgens verweerder heeft eiseres, als statushouder, een zodanig sterke band met Denemarken dat het voor haar redelijk zou zijn om naar dat land te gaan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij geen nader onderzoek hoeft te doen naar de status van de aanvraag van eiseres om verlenging van de verblijfsvergunning, maar dat dit aan eiseres is . Volgens verweerder mag hij er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Denemarken zijn internationale verplichtingen in het algemeen en ook ten aanzien van eiseres nakomt. Dat haar verblijfsvergunning niet verlengd zal worden, zoals eiseres stelt, neemt verweerder niet zomaar aan. Verweerder vindt dat eiseres haar stelling dat Denemarken sinds december 2019 Damascus als veilige plek beschouwt en dat zij daarom terug naar Syrië zal worden gestuurd niet nader heeft onderbouwd. Volgens verweerder is het niet aan hem om nader onderzoek te doen naar het beleid van de Deense autoriteiten ten aanzien van Syrische vreemdelingen. Wat eiseres verder heeft aangevoerd biedt volgens verweerder ook geen aanknopingspunten voor de conclusie dat eiseres in Denemarken in een situatie zal komen die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Wat is de conclusie van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, omdat eiseres internationale bescherming heeft in Denemarken. De rechtbank zal hieronder, aan de hand van bespreking van de beroepsgronden van eiseres, motiveren hoe zij tot dit oordeel komt.
Hoe is de rechtbank tot dit oordeel gekomen?
5. Eiseres heeft aangevoerd dat de Deense autoriteiten in december 2019 het beleid van Syrische vreemdelingen hebben gewijzigd. De regio Damascus wordt als veilige plek beschouwd. Het feit dat er nog steeds niet is beslist op haar verlengingsaanvraag is een indicatie dat zij na aankomst in Denemarken zal worden teruggestuurd naar Syrië, omdat zij afkomstig is uit Damascus. De kans dat haar verblijfsvergunning niet wordt verlengd omdat ze onder het gewijzigde Deense beleid valt, wordt met de dag groter. Ze vreest derhalve voor uitzetting naar Syrië zodra ze terugkeert naar Denemarken. In Damascus is het nog onveilig en de veiligheidsdiensten zullen achter haar aan komen, omdat zij gevlucht is uit Syrië.
6. De rechtbank overweegt dat uit het door verweerder verrichtte onderzoek is gebleken dat de Deense autoriteiten op 8 januari 2015 aan eiseres internationale bescherming hebben verleend en dat de geldigheidsduur van die verblijfsvergunning is
verlopen op 8 januari 2020. Tevens blijkt uit informatie van de Deense autoriteiten van 31 augustus 2020 dat er nog niet is beslist op de verlengingsaanvraag van eiseres. Dit betekent dat er vanuit mag worden gegaan dat deze procedure nog loopt. Tot op heden heeft eiseres ook niet aannemelijk gemaakt dat er al een individuele concrete beoordeling heeft plaatsgevonden van haar verlengingsaanvraag door de Deense autoriteiten en/of dat deze in haar nadeel is uitgevallen. Het betoog van eiseres dat de lange duur van de verlengingsprocedure een indicatie is dat zij onder het gewijzigde Deense beleid valt en naar Syrië zal worden teruggestuurd, heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Het standpunt van eiseres dat dit beleid er is en dat zij er mogelijk onder valt is weinig concreet. Het is aan eiseres om dit nader te onderbouwen en de stukken die zij tot op heden heeft overgelegd zijn in dit verband te algemeen en onvoldoende, omdat niet is gebleken dat deze ook daadwerkelijk zien op (de situatie van) eiseres. De rechtbank volgt eiseres voorts niet in haar stelling dat het op de weg van verweerder zou liggen om nader onderzoek te doen naar het beleid van Denemarken ten aanzien van vluchtelingen uit Syrië. Het is in de eerste plaats aan eiseres om deze stelling aannemelijk te maken en hierin is zij, zoals gezegd, niet geslaagd. De rechtbank volgt eiseres ook niet zonder meer in haar stelling dat het feit dat de procedure met betrekking tot de verlengingsaanvraag lang duurt betekent dat de kansen voor eiseres verslechteren. Ook dit heeft zij niet nader onderbouwd. Ook hiervoor geldt bovendien dat het aan eiseres is om navraag te doen bij de Deense autoriteiten naar de stand van zaken, en niet aan verweerder.
Verweerder heeft er naar het oordeel van de rechtbank voorts terecht op gewezen dat er ten aanzien van Denemarken mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat Denemarken zich jegens eiseres niet zal houden aan de internationale verplichtingen en zal handelen in strijd met artikel 3 van het EVRM, is niet aannemelijk gemaakt. Eiseres zal de argumenten over de onveilige situatie voor haar en haar kinderen in Syrië kenbaar moeten maken in Denemarken. Dat zij daartoe niet in staat is, of zal worden gesteld, is niet gebleken. Ook verder is niet gebleken dat verweerder ten aanzien van Denemarken niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
7. Eiseres heeft tijdens haar gehoren en in de zienswijze aangevoerd dat zij in Denemarken werd achtergesteld en dat haar kinderen werden geslagen en lastiggevallen op het kinderdagverblijf. De rechtbank overweegt dat verweerder in het bestreden besluit hier voldoende op in is gegaan en gemotiveerd heeft aangegeven waarom dit niet tot de conclusie leidt dat eiseres een verblijfsvergunning in Nederland zou moeten krijgen. In beroep heeft eiseres in dit kader niets nieuws aangevoerd, maar slechts verwezen naar de zienswijze. Eiseres heeft nog steeds niet onderbouwd dat zij daadwerkelijk is tegengewerkt door de politie en dat zij bij voorkomende problemen niet de bescherming van (hogere) autoriteiten zou kunnen inroepen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres ook op dit punt dus niet aannemelijk heeft gemaakt dat Denemarken zijn internationale verplichtingen jegens haar niet nakomt. Bij voorkomende problemen ligt het dan ook op de weg van eiseres om hierover te klagen bij de (hogere) Deense autoriteiten en indien nodig, bij het EHRM.
8. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
05 november 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: DSR13182096

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.