ECLI:NL:RBDHA:2020:14895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
8594891 CV EXPL 20-1904
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanneming van werk en risicoverdeling na oplevering

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. I.F. Dam, gaat het om een geschil tussen eisers en gedaagden over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. Eisers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. C. Jorritsma, hebben gedaagden, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, aangesproken op schadevergoeding wegens lekkage na de oplevering van een kozijnensysteem met schuifpui. De eisers stellen dat de lekkage het gevolg is van ondeugdelijke uitvoering van de overeenkomst door gedaagden, terwijl gedaagden zich beroepen op artikel 7:758 BW, dat bepaalt dat het werk na oplevering voor risico van de opdrachtgever is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de lekkage pas na de oplevering is ontstaan, maar dat het gebrek in de uitvoering, namelijk de helling van het onderprofiel, bij oplevering had kunnen worden opgemerkt. De kantonrechter oordeelt dat de eisers niet hebben aangetoond dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 2 december 2020.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats Leiden
IFD
Rolnummer.: 8594891/20-1904
Datum: 2 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[Eiser 1] ,

2. [Eiser 2] ,
beiden wonende te [plaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. C. Jorritsma,
tegen

1.[Gedaagde 1] ,

gevestigd te [plaats] ,
2.
[Gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[Gedaagde 3] ,
wonende te [plaats] ,
4.
[Gedaagde 4] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. T. Teke.
Partijen worden hierna kort aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 12 juni 2020 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties.
1.2.
Op 28 oktober 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Feiten

De kantonrechter gaat gelet op de onweersproken inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting uit van de navolgende feiten.
2.1.
Op 11 november 2017 heeft [gedaagde] aan [eiser] een offerte uitgebracht voor het leveren en monteren van [-] kozijnen. In de offerte is onder andere vermeld:

Werkzaamheden aan de bouwkundige omgeving zijn exclusief. De gevel dient reeds te zijn voorbereid met stelkozijnen. (…) De bouwkundige omgeving moet minimaal voldoen aan de specificaties zoals omschreven in de principe details. (…)
Het pure view kozijnsysteem stelt door de slanke profielen hoge eisen aan de stelkozijnen/bouwkundige omgeving. Deze dient – zonder tolerantie – waterpas en haaks te zijn.“
2.2.
[eiser] hebben de offerte op 20 november 2017 geaccepteerd. Op de overeenkomst van partijen zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing. In artikel 10 van die voorwaarden is de aansprakelijkheid beperkt tot het nakomen van de in artikel 8 genoemde garantieverplichtingen en zijn aanspraken op indirecte en/of gevolgschade uitgesloten. Op de tekeningen met de verticale en horizontale principedetails van de schuifpui is vermeld dat het onderdetail vormvast/van watervast multiplex o.g. dient te zijn en berekend op het gewicht van de schuifpui.
2.3.
Op 3 april 2018 heeft [gedaagde] aan [eiser] gemaild:

(…) Bij aanvang van de montage zal ons montageteam de bouwkundige omgeving daarom zorgvuldig controleren op – onder andere – de volgende punten:
- (…)
- Zijn de stelkozijnen stabiel aan de gevel gemonteerd en gemaakt van het juiste materiaal (minimaal watervast multiplex,geen MDF of vurenhout o.i.d.)
(…)
Wij verzoeken u daarom vriendelijk de bouwkundige omgeving goed te controleren om stagnatie en bijkomende kosten te voorkomen.”
[eiser] hebben deze mail direct doorgestuurd naar de aannemer en de architect met de opmerking dat zij ervan uitgaan dat een en ander de aandacht heeft.
2.4.
Het kozijnsysteem wordt geplaatst in een aanbouw aan de woning van [eiser] . De aanbouw wordt gebouwd door [bedrijf aannemer] (hierna: de aannemer). Verder hebben [eisers] een architect ingeschakeld om de bouw te begeleiden.
2.5.
Het stelkozijn is gemaakt van vurenhout.
2.6.
Het kozijnsysteem/de schuifpui is op 6 april 2018 geplaatst en opgeleverd. Bij de oplevering waren de aannemer en architect niet aanwezig. [eisers] hebben het opleverformulier ondertekend en de gehele koopsom betaald.
2.7.
Op 17 augustus 2018 hebben [eiser] aan [gedaagde] gemaild dat na de regenbuien van de dagen ervoor duidelijk is geworden dat de rail-ruimte aan de binnenkant van de pui gevuld blijft met water. Aan de buitenkant verlaat het water de rail-ruimte wel.
2.8.
Tussen partijen hebben diverse overleggen plaatsgevonden, onder andere op 17 mei 2019, waarbij ook de architect aanwezig was. Partijen hebben geconstateerd dat de schuifpui in de diepte vijf millimeter naar binnen helt met als resultaat dat het water naar binnen stroomt en moeilijk tot niet wordt afgevoerd.
2.9.
Op 2 juli 2019 hebben [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd om binnen veertien dagen het gebrek te herstellen.

3.Vordering en verweer

3.1.
[eisers] vorderen hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 10.117,94 met wettelijke rente en proceskosten. Dit bedrag bestaat uit € 7.880,00 aan herstelkosten, € 1.468,94 aan expertisekosten en € 769,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[eisers] hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] de tussen partijen gesloten overeenkomst niet deugdelijk is nagekomen. Volgens hen heeft de door hen ingeschakelde [experts] geconstateerd dat [gedaagde] de schuifpui niet op juiste wijze heeft geplaatst; er is sprake van een afwijking over de diepte van het onderprofiel en de bovenzijde van het onderprofiel is aan de binnenzijde lager dan aan de buitenzijde. Verder is volgens [expert] aan de binnenzijde een vering waarneembaar waardoor het onderprofiel aan de binnenzijde achterover helt. Verder ontbreekt volgens [expert] een afschot in de bodem van de kamers van het onderprofiel waardoor een probleem met de ontwatering ontstaat. [expert] raamt de herstelkosten op € 7.880,00 inclusief BTW.
Voor het geval komt vast te staan dat het stelkozijn niet voldeed, had [gedaagde] [eiser] daarvoor moeten waarschuwen.
3.3.
[gedaagde] heeft zich primair verweerd met een beroep op art. 7:758 BW; zij stelt dat door de aanvaarding het werk voor rekening en risico van [eiser] is gekomen. Verder werd [eiser] bijgestaan door twee deskundigen, namelijk een architect en de aannemer. De oorzaak van de lekkage is volgens [gedaagde] het feit dat de stelpost van vurenhout is gemaakt, wat een zacht materiaal is. Subsidiair beroept [gedaagde] zich op artikel 10 van haar algemene voorwaarden waarin schadevergoeding is uitgesloten. Meer subsidiair verweert [gedaagde] zich door erop te wijzen dat [eiser] zelf op grond van de overeenkomst moest zorgen voor geschikte stelkozijnen. De waarschuwingsplicht geldt voor het overeengekomen werk, en dus niet voor de stelkozijnen.

4.Beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van mening over de oorzaak van het niet weglopen van het water aan de binnenzijde van de schuifpui: volgens de deskundige van [eiser] heeft [gedaagde] de schuifpui op onjuiste wijze geplaatst, terwijl de deskundige van [gedaagde] van mening is dat de door de aannemer gemaakte onderconstructie (het stelkozijn) niet voldoet.
4.2.
Op grond van artikel 7:758 lid 2 BW is het werk vanaf het moment van oplevering voor risico van de opdrachtgever. Na oplevering is de opdrachtnemer alleen nog aansprakelijk voor gebreken die de opdrachtnemer redelijkerwijze niet had kunnen ontdekken op het moment van de oplevering; de opdrachtgever dient dit te stellen en zonodig te bewijzen.
4.3.
Uitgaande van de volgens [eiser] en [expert] bestaande oorzaak van de lekkage, namelijk dat het onderprofiel van de schuifpui aan de binnenzijde achterover helt, had dit bij de oplevering kunnen en moeten worden waargenomen. Dat [eiser] leken zijn, doet daaraan niet af, want zij hadden de door hen ingeschakelde aannemer of architect erbij kunnen vragen. Vanaf het moment van oplevering is de schuifpui dan voor risico van [eiser] , tenzij zich de situatie van lid 3 van artikel 7:658 BW voordoet. [eiser] wijzen er in dit verband op dat de lekkage later is ontstaan, toen het veel regende. Naar het oordeel van de kantonrechter doet dit er echter niet aan af dat de helling van het onderprofiel bij de oplevering had kunnen worden opgemerkt: de lekkage is immers het gevolg van het volgens [eiser] aanwezige gebrek in het onderprofiel en dit had [eiser] bij de oplevering kunnen waarnemen. Het primaire verweer van [gedaagde] slaagt derhalve.
4.4.
Van schending van een waarschuwingsplicht door [gedaagde] is naar het oordeel van de kantonrechter evenmin sprake. In de eerste plaats blijkt uit de overeenkomst tussen partijen dat het stelkozijn niet is inbegrepen; het stelkozijn is het werk van de aannemer. In de tweede plaats heeft [gedaagde] meerdere malen uitdrukkelijk vermeld dat het stelkozijn van waardevast materiaal dient te zijn, en niet van vurenhout. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden waarom de aannemer dan toch een vurenhouten stelkozijn heeft geplaatst.
[eiser] beroepen zich nog op de onder 3.8 geciteerde mail, waarin [gedaagde] schrijft dat zij zal controleren of de stelpost van het juiste materiaal is. Ter zitting zijn foto’s van de stelpost getoond; vast is komen te staan dat het stelkozijn was gewikkeld in folie (zoals ook moest gebeuren), waardoor voor [gedaagde] niet zichtbaar was van welk materiaal de stelpost is gemaakt. [eisers] stellen dat [gedaagde] het folie had moeten verwijderen om het materiaal van het stelkozijn te inspecteren, maar naar het oordeel van de kantonrechter gaat dit te ver, zeker nu [gedaagde] meermalen duidelijke aanwijzingen over het materiaal van het stelkozijn heeft gegeven.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de door [eiser] aangevoerde grondslagen voor de vorderingen falen. De kantonrechter zal de vorderingen afwijzen en [eiser] veroordelen in de kosten van de procedure.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, vastgesteld op € 720,00 voor gemachtigdensalaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde btw;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. I.F. Dam en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2020.