In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De zitting vond plaats op 27 oktober 2020, maar partijen zijn niet verschenen. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser verweerder op 3 juni 2020 in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder te laat is met het nemen van een besluit en dat eiser recht heeft op een dwangsom. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,- voor de periode van 18 juni 2020 tot 30 juli 2020. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op het bezwaar van eiser.
De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Het beroep van eiser is gegrond verklaard, en verweerder is veroordeeld tot betaling van € 525,- aan proceskosten aan eiser. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020.