Overwegingen
Verlening en intrekking asielvergunning
1. Bij besluit van 7 juli 2014 is aan eiser een asielvergunning verleend met ingang van 22 april 2014 op de naam [eiser] , geboren op [1989] . Na afgifte van de verblijfsvergunning heeft eiser in juli 2014 bij de gemeente Zeist zijn persoonsgegevens laten wijzigen; aan zijn voornaam heeft hij de naam [Naam 1] toegevoegd en zijn geboortedatum is gewijzigd naar [1991] . In december 2016 en november 2017 heeft eiser twee maal een poging gedaan bij de gemeente Zeewolde om zijn persoonsgegevens opnieuw te laten aanpassen; eiser wilde [Naam 1] wijzigen in [Naam 2] en zijn geboortedatum aanpassen naar [1994] . Verweerder heeft daarop de asielvergunning met terugwerkende kracht ingetrokken. Volgens verweerder heeft eiser bij zijn asielaanvraag een onjuiste identiteit opgegeven. Verweerder volgt eiser niet langer in zijn verklaringen en documenten ten aanzien van zijn identiteit en nationaliteit. Bij uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 2 april 2019, is het daartegen ingesteld beroep ongegrond verklaard (NL18.13637). Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 11 juli 2019 is laatstgenoemde uitspraak van deze rechtbank bevestigd.
2. Op 17 februari 2020 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Ter ondersteuning van zijn asielaanvraag heeft eiser een familieboekje overgelegd met de juiste geboortedatum, namelijk [1992] . Dit heeft eiser niet eerder overgelegd omdat hij foutief was ingelicht door zijn reisgenoten. Zijn doel was dat zijn ouders konden overkomen. In paniek heeft hij bij zijn eerste asielaanvraag een verkeerde leeftijd doorgegeven. Ook heeft bij zijn aanvraag een kopie van een paspoort, afgegeven op 11 september 2011 en een identiteitskaart, afgegeven op 24 juni 2004, met geboortedatum
[1989] overgelegd. Bij zijn zienswijze heeft eiser een verklaring van zijn vader overgelegd. Daaruit blijkt volgens eiser dat zijn geboortedatum in Syrië is aangepast zodat hij aan zijn dienstplicht zou hebben voldaan. Ook heeft hij een nieuwe kopie van een paspoort, afgegeven op 29 juli 2020, en een individuele registratie in burgerlijke stand, gedateerd op
18 juni 2020, overgelegd, waarop de geboortedatum van [1989] staat vermeld.
3. Het familieboekje, het nieuwe paspoort en de nieuwe individuele registratie in burgerlijke stand heeft verweerder laten onderzoeken door Bureau Documenten. Uit de Verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 6 maart 2020 blijkt dat het familieboekje hoogstwaarschijnlijk niet op deze wijze is opgemaakt en afgegeven. Daarom kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Het paspoort, afgegeven op 29 juli 2020, heeft Bureau Documenten echt bevonden, blijkt uit een verkorte verklaring van onderzoek van 12 augustus 2020. Uit een verkorte verklaring van onderzoek van 29 juli 2020 blijkt dat Bureau Documenten de individuele registratie in de burgerlijke stand van
18 juni 2020, echt heeft bevonden.
4. Verweerder heeft de herhaalde aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat hij de daarbij overgelegde documenten en verklaringen niet als nova aanmerkt. Volgens vaste rechtspraak moet eiser de authenticiteit van documenten aantonen. Uit het onderzoek van Bureau Documenten blijkt dat niet kan worden vastgesteld of het familieboekje inhoudelijk juist is. Gelet hierop en op het aantal gewijzigde verklaringen van eiser kan aan geen van de documenten doorslaggevende betekenis worden toegekend. Daarnaast zijn het familieboekje, het paspoort, afgegeven op 11 september 2011 en een identiteitskaart, afgegeven op 24 juni 2004, al in de intrekkingsprocedure overgelegd en betrokken. De verklaring van eisers vader is niet afkomstig uit een betrouwbare bron en kan daarom niet worden aangemerkt als nieuw feit of omstandigheid. Ook is de verklaring van eisers vader tegenstrijdig met de verklaringen die eiser tijdens de gehoren van zijn eerste asielaanvraag heeft afgelegd. Er zijn dus geen rechtens relevante nieuwe feiten ingebracht.
5. Eiser bestrijdt dit. Hij stelt geboren te zijn op [1992] . De verklaring van eisers vader, die eiser bij de zienswijze heeft overgelegd, moet als meest aannemelijk worden aangemerkt voor de wijziging van zijn geboortedatum naar 1989. De rapportage van Bureau Documenten laat de conclusie open dat de geboortedatum van eiser in het familieboekje niet is aangepast. De geboortedatum in het familieboekje kan daarom als vaststaand worden aangenomen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser het familieboekje als het ware als brondocument ziet waarin zijn echte geboortedatum is opgenomen. Verweerder heeft terecht vastgesteld
dat dit document al in de beoordeling van de onherroepelijke intrekkingsbeschikking is betrokken. Verder mocht verweerder twijfelen aan de authenticiteit van het document; het is door Bureau Documenten onderzocht en de conclusie van de desbetreffende verklaring van onderzoek is dat het document hoogstwaarschijnlijk niet op deze wijze is opgemaakt en afgegeven (omdat er gegevens zijn gewijzigd dan wel zijn overtrokken). Dat hiermee niet vaststaat dat geboortedata in het document zijn gewijzigd, maakt niet dat de juistheid van de gegevens buiten twijfel zijn. Dit mede gelet op de documenten met een andere geboortedatum en de verschillende geboortedata (1989 in de documenten en 1991 en 1994 in verklaringen) die eiser heeft gegeven en de wisselende verklaringen die eiser als redenen daarvoor zelf heeft gegeven.
7. Wat hiervan ook zij, het familieboekje is reeds in de intrekkingsprocedure betrokken. De rechtbank heeft over het document op 2 april 2019 al geoordeeld dat hieraan geen doorslaggevende betekenis toekomt omdat dit een andere geboortedatum bevat dan andere documenten en dat het ook geen identificerende kenmerken bevat. Deze uitspraak is in hoger beroep bevestigd.
8. De verklaring van eisers vader die nu bij de zienswijze is gevoegd, maakt dat niet anders. Er is geen rechtsgrond op grond waarvan hieraan doorslaggevende betekenis toekomt. Verweerder mocht er hierbij gewicht aan toekennen dat de verklaring niet eerder is overgelegd en niet van een objectieve bron afkomstig is. Eisers vader is immers (emotioneel) betrokken bij het welzijn van zijn zoon. Dit is geen reden om hem bij voorbaat niet te geloven, maar het is ook geen garantie dat de informatie in de verklaring objectief bezien juist is. Gelet op de vele wisselende verklaringen en de vaste rechtspraak op het gebied van het overleggen van documenten bij een opvolgende aanvraag, mocht verweerder wel dergelijke informatie verwachten.
9. Daarbij komt dat de reden voor de wijziging die de vader noemt, dat eiser dan zijn dienstplicht (wegens zijn leeftijd) zou hebben vervuld, niet geheel strookt met eisers eigen verklaring bij zijn asielaanvraag dat hij de militaire dienst daadwerkelijk al heeft vervuld. In het gehoor intrekking (zie pagina 7/8) lijkt hij dat terug te nemen als hij zegt dat hij alleen op papier in dienst heeft gezeten, waarna hij, geconfronteerd met deze tegenstrijdigheid, verklaart dat hij de eerste twee à drie maanden voetbaltraining heeft gedaan die meetellen als militaire training. Dit strookt weer niet met de verklaring uit het eerste gehoor (zie pagina 5/13) waarin hij stelt het laatste kwart van anderhalf jaar militaire dienst voetbalde voor een politieteam. Eisers verklaring uit het eerste gehoor dat zijn leeftijd is veranderd omdat hij gezocht werd als reservist (zie pagina 3/13), dat leeftijdgenoten werden opgepakt bij controleposten en dat hij daarom ouder moest lijken, ligt meer in de lijn van de verklaring van de vader, maar dit komt niet overeen met de geldigheidsduur van zijn in september 2011 afgeven paspoort. Uit een geldigheidsduur van zes jaar blijkt volgens eiser dat hij geen militaire verplichtingen meer heeft, hetgeen strookt met informatie uit het ‘Thematisch ambtsbericht over documenten in Syrië’ van 6 december 2019. Voor zover al mogelijk, zijn ook in dit opzicht de verklaringen, waaronder die van eisers vader, als zodanig niet dermate gedetailleerd en overtuigend dat verweerder hieraan doorslaggevende betekenis moest toekennen over de juistheid van eisers identiteit.
Verweerder heeft dan ook op goede gronden het familieboekje en de schriftelijke verklaring van de vader niet als novum aangemerkt.
10. Dat geldt ook voor de overige documenten, zoals het nieuwe paspoort en het uittreksel burgerlijke stand. Ook hierin is de geboortedatum opgenomen waarvan eiser stelt dat die niet klopt. Reeds gelet hierop heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat er wat betreft zijn identiteit en nationaliteit geen rechtens relevante nieuwe informatie is overgelegd.
11. Tenslotte heeft de rechtbank geen aanleiding gevonden om te oordelen dat het onderzoek naar de documenten onzorgvuldig is geweest.
12. Verweerder heeft daarom de aanvraag van eiser op goede gronden niet- ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.