ECLI:NL:RBDHA:2020:14880
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring aanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Syrische nationaliteit hebbende man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 september 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 22 oktober 2020, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D.W.M. van Erp, en waar ook een tolk, W. Faow, aanwezig was. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F. Aboulouafa, was ook aanwezig. Tijdens de zitting werd de zaak NL20.17862 behandeld, die samenhing met het verzoek van verzoeker.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 november 2020, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.