Overwegingen
Vrijstelling griffierecht
1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. Op basis van de door eiseres overgelegde gegevens wijst de rechtbank het verzoek toe. Dit betekent dat eiseres geen griffierecht verschuldigd is voor deze procedure.
Intrekking vergunning en afwijzing aanvraag
2. Eiseres was in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als familie of gezinslid bij [naam] ’, geldig van 6 juni 2014 tot
6 juni 2019. Uit gegevens van de Basis Registratie Personen (Brp) is verweerder gebleken dat eiseres vanaf 1 maart 2019 niet meer op hetzelfde adres woont als [naam] . Uit een meldingsformulier van [naam] is verweerder ook gebleken dat de relatie tussen eiseres en [naam] met ingang van 1 april 2019 is verbroken. Op 16 april 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor wijziging van de beperking van haar verblijfvergunning regulier naar verblijfdoel ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’.
3. Verweerder heeft bij het primaire besluit de verblijfsvergunning regulier met de beperking ‘Verblijf als familie of gezinslid bij [naam] ’ per 1 maart 2019 ingetrokken en de aanvraag voor wijziging van de beperking afgewezen. Eiseres is namelijk niet vijf jaar in het bezit geweest van de verblijfsvergunning en zij heeft het inburgeringsexamen niet gehaald. Voorts heeft zij ook niet aangetoond van die plicht ontheven te zijn. Verweerder heeft het primaire besluit bij het bestreden besluit gehandhaafd met uitzondering van de intrekkingsdatum. Daarvoor wordt 1 april 2019 gehanteerd.
4. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag. Eiseres voert aan dat zij wel in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning op grond van niet-tijdelijke humanitaire gronden. Verweerder heeft bij de afwijzing een onjuiste belangenafweging gemaakt. Eiseres verblijft al ruim acht jaar in Nederland. De verblijfsvergunningen zijn niet ingetrokken maar gewijzigd vanwege het veranderen van verblijfsdoel. Verder zijn er bijzondere omstandigheden waarom eiseres niet heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres de intrekking van haar verblijfsvergunning regulier niet (langer) bestrijdt. De intrekking van de vergunning per 1 april 2019 staat derhalve vast.
6. Ten aanzien van de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van niet-tijdelijke humanitaire gronden overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft eiseres aangegeven de afwijzing niet langer te bestrijden, in die zin dat zij niet langer bestrijdt dat zij niet een aaneengesloten periode van vijf jaar een verblijfsvergunning heeft gehad. De verblijfsvergunning is ingetrokken op 1 april 2019, terwijl de vergunning op
6 juni 2014 is verleend. Verweerder heeft de aanvraag voor de verblijfsvergunning daarom op grond van artikel 3.51, eerste lid, sub a, onder 1, van het Vreemdelingenbesluit 2000 mogen afwijzen omdat zij niet aan de daarin gestelde voorwaarde voldoet. Gelet op paragraaf B8/8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 komt de rechtbank dan ook niet toe aan de bespreking van de gronden die zijn aangevoerd in het kader van het niet voldoen aan het inburgeringsexamen, op grond waarvan deze daarom onbesproken blijven.
6. Voorts stelt eiseres dat zij op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van fundamentele vrijheden (EVRM) in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van privéleven. Eiseres stelt dat de afwijzing van de wijzigingsaanvraag in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft hechte banden opgebouwd met Nederland doordat zij hier heeft gestudeerd, gewerkt en relaties en vriendschappen is aangegaan. Zij is voornemens om nog een studie te doen om een bedrijf te kunnen oprichten. Eiseres heeft niemand in de Verenigde Staten, zij heeft geen inkomen en zij heeft daar geen verblijf. In Nederland heeft eisers een woning en baan. Het terugkeren naar de Verenigde Staten zal onevenredige gevolgen hebben voor eiseres.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft vastgesteld dat er weliswaar sprake is van privéleven, maar dat eiseres geen bijzondere binding heeft met Nederland en dat er aldus geen sprake is van beschermingswaardig privéleven. De door eiseres aangedragen omstandigheden heeft verweerder daarbij kenbaar betrokken. Eiseres heeft ter zitting het standpunt dat zij niemand heeft in de Verenigde Staten laten vallen. Verweerder heeft niet ten onrechte betrokken dat eiseres een substantieel deel van haar leven in de Verenigde Staten heeft gewoond, waardoor het aannemelijk is dat eiseres nog steeds banden heeft met dat land. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat van eiseres kan worden verwacht dat zij zich kan handhaven in de Verenigde Staten. Voor zover verder ter zitting is gezegd dat de bijzondere omstandigheden waardoor eiseres haar inburgeringsexamen niet heeft gehaald, een rol moeten spelen in het kader van artikel 8 van het EVRM, volgt de rechtbank dat niet. De omstandigheid dat het inburgeringsexamen niet is gehaald ziet de rechtbank eerder als een contra-indicatie voor het aannemen van beschermingswaardig privéleven. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij haar leven als lesbienne in Nederland wil vormgeven en dat zij zich in Nederland vrijer voelt. Dit gegeven maakt niet dat er sprake is van bijzondere banden met Nederland. Bovendien valt niet in te zien dat eiseres haar leven niet als lesbienne kan vormgeven in de Verenigde staten. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat de afwijzing van de wijzigingsaanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Ook wat verder of anders is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
9. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.