Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser met de Albanese nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 29 september 2020 door de verweerder was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft betwist dat er een risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken, zoals door de verweerder in het besluit is aangegeven. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat de verweerder in het bestreden besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de door eiser aangevoerde omstandigheden, waaronder het feit dat zijn ouders in Frankrijk wonen, geen aanleiding gaven om van het inreisverbod af te zien.
De rechtbank heeft het motiveringsgebrek gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, maar oordeelt dat de verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser gestelde omstandigheden niet tot een ander besluit hadden geleid. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2020 en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.