ECLI:NL:RBDHA:2020:14852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
NL20.17912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot Ethiopische nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Ethiopische nationaliteit. De eiser, die op doorreis was naar het Verenigd Koninkrijk, heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 12 oktober 2020 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring is opgelegd op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een concreet aanknopingspunt voor overdracht bestond en er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder dat hij zich niet enige tijd aan het toezicht had onttrokken, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren, en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.17912
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Fictoor-Ahmed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Ethiopische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [1994] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
1. Artikel 5.1b, tweede, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de lichte gronden onder 4a, 4c en 4d niet heeft betwist.
4. Eiser voert aan dat voor het opleggen van de maatregel van bewaring onvoldoende gronden aanwezig zijn. De gronden 3a en 3b kunnen niet aan de maatregel ten grondslag worden gelegd en voert daartoe het volgende aan. Eiser was onderweg naar het Verenigd Koninkrijk, hij was op doorreis. Hij heeft zich verder niet enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen onttrokken, omdat hij niet ‘enige tijd’ in Nederland verbleef.
5. Wat eiser heeft aangevoerd geeft geen aanleiding de gronden van de maatregel van bewaring onvoldoende te achten. Eiser is aangetroffen in een oplegger van een vrachtwagencombinatie omdat hij op doorreis was naar het Verenigd Koninkrijk. Eiser is in België in de oplegger van de vrachtwagen geklommen en daarnaast heeft hij geen reisdocumenten. Hiermee is gegeven dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is ingereisd. Eiser heeft verder in 2016 een asielaanvraag in Duitsland ingediend, welke is afgewezen. Hij heeft sindsdien rondgezworven in Europa. Hij heeft zich nimmer bij de officiële instanties gemeld. De grond onder 3b kan daarom aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd worden. De gronden onder 3a en 3b kunnen, in samenhang met de onbetwiste lichte gronden, de maatregel van bewaring dragen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 oktober 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.