Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
geboren op [2006], eiser
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die ook zijn minderjarige kinderen vertegenwoordigt, heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is door de verweerder als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser en zijn kinderen in Algerije problemen hebben gehad, maar oordeelt dat Algerije in het algemeen als een veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank volgt de verweerder in zijn standpunt dat er geen aanmerkelijke achteruitgang is in de situatie in Algerije, en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn specifieke situatie een uitzondering vormt op deze algemene beoordeling.
De rechtbank heeft ook de beslissing van de verweerder om de eiser een vertrektermijn te onthouden en een inreisverbod voor twee jaar op te leggen, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de verweerder op grond van de Vreemdelingenwet bevoegd was om deze maatregelen te nemen, en dat de eiser geen specifieke omstandigheden heeft aangevoerd die een langere vertrektermijn rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 november 2020, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.