ECLI:NL:RBDHA:2020:14804
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake prematuur ingediende ingebrekestelling bij asielaanvraag
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.J. Schüller, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door T. Hogervorst, omdat er niet tijdig was beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen bij het bestuursorgaan voordat beroep kan worden ingesteld. Dit houdt in dat de betrokkene het bestuursorgaan per brief moet verzoeken om binnen twee weken alsnog te beslissen op de aanvraag of het bezwaar.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 7 januari 2020 haar aanvraag heeft ingediend en dat de beslistermijn op 20 mei 2020 nog niet was verstreken. De termijn is verlengd op basis van het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2000 2020/12, waardoor de beslistermijn tot 8 januari 2021 is verlengd. Eiseres heeft verweerder op 10 juli 2020 in gebreke gesteld, maar op dat moment was de verlengde beslistermijn nog niet verstreken. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en voldeed deze niet aan de vereisten van de Awb.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een beroep. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen op 4 november 2020, en is bekendgemaakt op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.