ECLI:NL:RBDHA:2020:14803
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag wegens prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend op 7 januari 2020. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door T. Hogervorst, had echter niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser heeft de Staatssecretaris op 10 juli 2020 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de verlengde beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
De rechtbank legt uit dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen voordat hij in beroep kan gaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op basis van de Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2000 (WBV 2020/12) met zes maanden was verlengd, waardoor de Staatssecretaris tot uiterlijk 8 januari 2021 de tijd had om op de aanvraag te beslissen. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 10 juli 2020 werd gedaan, was deze niet geldig, en kon het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is bekendgemaakt op 4 november 2020. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.