ECLI:NL:RBDHA:2020:14800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
NL20.15602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van vrijheidsbeperkende maatregel op basis van artikel 56 Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan de eiser, een Afghaanse nationaliteit houder. De maatregel, die op 27 juli 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was vastgesteld, verplichtte de eiser om te verblijven in de gemeente Amersfoort. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. B. de Haan. De verweerder, de Staatssecretaris, werd vertegenwoordigd door mr. A.M.H. van de Wal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep uitsluitend betrekking heeft op de maatregel die aan de eiser is opgelegd en niet op de situatie van zijn vrouw en vier minderjarige kinderen. Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel onduidelijk is en dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van zijn kinderen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser voldoende op de hoogte was van de inhoud van de maatregel en wat er van hem werd verwacht, zoals blijkt uit het vertrekgesprek dat op 14 juli 2020 heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de belangen van de kinderen in deze procedure geen rol kunnen spelen, omdat het beroep niet namens hen is ingesteld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de verweerder zwaarder wegen, gezien het feit dat eiser eerder niet aan zijn vertrekplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.15602
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B. de Haan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder met toepassing van artikel 56 van de Vreemdelingenwet (Vw) aan eiser de verplichting opgelegd met ingang van 28 juli 2020 te verblijven in de gemeente Amersfoort.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt dat hij de Afghaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1989] .
De rechtbank stelt allereerst vast dat het ingestelde beroep alleen ziet op de maatregel van eiser en niet ook op de maatregel van zijn vrouw en hun vier minderjarige kinderen. In het beroepschrift van 17 augustus 2020 staan namelijk alleen de gegevens van eiser vermeld. Verder kon de gemachtigde van eiser in het beroepschrift aangeven of er sprake was van samenhang met een lopende vreemdelingrechtelijke procedure voor een ander persoon, zoals een familielid. Gemachtigde heeft ingevuld dat hiervan geen sprake is. De stelling van gemachtigde dat de maatregel zowel door eiser zelf als zijn vrouw is getekend en hij dus kon volstaan met het eenmalig instellen van beroep, volgt de rechtbank daarom niet.
3. Eiser voert verder aan dat uit de maatregel niet duidelijk blijkt waar hij moet verblijven. Daarnaast is bij het opleggen van de maatregel onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de kinderen. Zij vinden het lastig om steeds naar een nieuwe school te gaan en daar nieuwe sociale contacten op te bouwen. Tot slot stelt verweerder ten onrechte dat vaststaat dat eiser niet aan zijn vertrekplicht zal voldoen. Deze aanname is namelijk alleen gebaseerd op gebeurtenissen uit het verleden, aldus eiser.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw vordert. Hierbij heeft verweerder van belang geacht dat eiser:
  • niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten;
  • geen vaste woon- of verblijfplaats heeft noch over voldoende middelen van bestaan beschikt;
5. De rechtbank overweegt als volgt. Weliswaar staat in de maatregel niet duidelijk vermeld in welke gemeente eiser moet verblijven, maar gelet op het vertrekgesprek van 14 juli 2020 en het proces-verbaal van het gehoor (M108-B) van dezelfde datum wist eiser wel wat de maatregel inhield en wat van hem verwacht werd. In het vertrekgesprek is eiser namelijk uitgelegd dat hij en zijn gezin in een gezinslocatie worden geplaatst. Daarnaast wordt aan hun een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, wat betekent dat het gezin binnen de gemeentegrens moeten verblijven van de gemeente waar de desbetreffende gezinslocatie staat. Eiser heeft aangegeven dat hij onderdak wil en dus geen bezwaar heeft tegen de vrijheidsbeperkende maatregel. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
6. De rechtbank overweegt dat de belangen van de kinderen in deze procedure geen rol kunnen spelen omdat de procedure niet namens hen is ingesteld. Verder wegen de belangen van verweerder in dit geval zwaarder, omdat eiser al eerder niet heeft voldaan aan zijn vertrekplicht en in november 2019 met onbekende bestemming was vertrokken. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich bij het opleggen van deze maatregel mag baseren op de handelwijze van eiser in het verleden. Weliswaar kan verweerder niet met zekerheid zeggen dat eiser zich opnieuw aan het toezicht onttrekt, maar gelet op het eerdere gedrag van eiser bestaat dit risico wel. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan op:
02 september 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.