ECLI:NL:RBDHA:2020:14797
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Marokkaanse nationaliteit en geboren op 5 september 1995, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 augustus 2020 afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting, die samen met een andere zaak (NL20.15149) werd behandeld, heeft de voorzieningenrechter de verzoeker en de gemachtigde van de verweerder gehoord. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank al op het beroep had beslist. Dit betekent dat er geen mogelijkheid meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.