ECLI:NL:RBDHA:2020:14724
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overdracht naar Finland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster, die samen met haar minderjarige dochter asiel heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen, omdat Finland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar zorgen geuit over de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Finland. Zij vreesde dat haar asielverzoek daar niet serieus zou worden behandeld en dat er een risico op (indirect) refoulement zou zijn bij overdracht aan Finland. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van systematische tekortkomingen in de Finse asielprocedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Finland zich heeft gehouden aan internationale verplichtingen en dat er geen reden is om aan te nemen dat de Finse autoriteiten de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling zouden nemen.
De voorzieningenrechter heeft ook de zorgen van verzoekster over de gezondheid van haar dochter in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat er geen medische stukken zijn overgelegd die de zorgen onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.