ECLI:NL:RBDHA:2020:14719
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, van Russische nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 oktober 2020, die via Skype for Business plaatsvond, heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid, omdat hij geen uitstel had gekregen voor het indienen van zijn zienswijze. De rechtbank oordeelde echter dat het voornemen tot besluit tijdig was uitgebracht en dat eiser voldoende gelegenheid had gehad om zijn zienswijze in te dienen. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd ter onderbouwing van zijn claims over de gebrekkige behandeling van zijn asielverzoek in Frankrijk.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat de Franse autoriteiten hun verplichtingen niet zouden nakomen en dat hij niet in staat was om bewijsstukken te overleggen die zijn stellingen onderbouwen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2020.