ECLI:NL:RBDHA:2020:14645
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Frankrijk en medische situatie eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Postma, zijn asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Duren, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat werd aangewezen. Eiser voerde aan dat hij niet tijdig was gehoord vanwege zijn psychische gesteldheid en opname in een kliniek, en dat dit onzorgvuldig was. De rechtbank oordeelde echter dat de Dublinverordening geen fatale termijn stelt voor het nemen van een beslissing en dat verweerder voldoende had gehandeld door een terugnameverzoek in te dienen bij Frankrijk.
Eiser stelde verder dat zijn medische situatie aanleiding had moeten zijn om zijn asielverzoek in behandeling te nemen, omdat hij als buitengewoon kwetsbaar werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat zijn gezondheidstoestand een belemmering vormde voor overdracht aan Frankrijk. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet onzorgvuldig had gehandeld en dat de beroepsgronden van eiser niet slaagden. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 oktober 2020.