ECLI:NL:RBDHA:2020:14633
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had op 23 april 2020 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Op 23 juni 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder de proceskosten moet vergoeden, omdat hij pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 262,50, rekening houdend met het feit dat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, maar dat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn, wat leidde tot een lagere vergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier M. Bos. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.