Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1961 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft sinds 1991 in Nederland verbleven en had een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met de aantekening 'EG-langdurig ingezetene'. Deze verblijfsvergunning werd op 21 augustus 2015 ingetrokken, met terugwerkende kracht tot 5 oktober 2013, op grond van artikel 19 in samenhang met artikel 18, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000. Tevens werd er een inreisverbod van tien jaar opgelegd, omdat de eiser een actueel gevaar voor de openbare orde zou vormen.
De rechtbank heeft eerder, op 17 juli 2019, het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser. In het bestreden besluit van 17 september 2019 verklaarde verweerder het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond, waarbij hij stelde dat het persoonlijk gedrag van eiser een actueel gevaar voor de openbare orde vormt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 10 september 2020 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. Eiser heeft betoogd dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn gedrag een actueel gevaar vormt. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat het feit waarvoor eiser op 5 oktober 2013 was veroordeeld, nog steeds actueel is. De rechtbank concludeerde dat eiser geen therapie of hulp heeft gezocht en dat er geen bewijs is dat hij aan zijn persoonlijke ontwikkeling heeft gewerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.