ECLI:NL:RBDHA:2020:14578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
C/09/535836 / FA RK 17-5271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een buitenlands huwelijk en de gevolgen voor echtscheiding en nevenvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2020 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen de vader (Y) en de moeder (X). De vrouw, X, heeft verzocht om de man, Y, niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot echtscheiding, omdat zij stelt dat er geen rechtsgeldig huwelijk is gesloten tussen hen, aangezien zij nog gehuwd was met haar voormalige echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk tussen Y en X op 17 november 2004 in de Verenigde Staten is gesloten, maar dat de vrouw op dat moment nog steeds gehuwd was met haar voormalige echtgenoot, wat leidt tot de conclusie dat het huwelijk tussen Y en X een polygaam huwelijk is. De rechtbank heeft de erkenning van dit huwelijk in Nederland geweigerd op grond van strijd met de openbare orde, zoals vastgelegd in artikel 10:32 van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor zijn zowel de verzoeken tot echtscheiding als de verzoeken om nevenvoorzieningen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Nederlandse geboorteakten van de kinderen moeten worden verbeterd, nu het huwelijk niet wordt erkend. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, en de griffier heeft de beschikking opgesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 17-5271 (echtscheiding) en FA RK 20-5112 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/535836 (echtscheiding) en C/09/597153 (verdeling)
Datum beschikking: 17 november 2020

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 5 juli 2017 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader/de man;
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. A.J. Badenbroek-de Graaf te Papendrecht (voorheen ook mr. E.J.H. Reitsma).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder/de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] maar feitelijk verblijvende in Ierland,
advocaat: mrs. T.F.W. Bijloo en I.I. Feenstra te Den Haag (voorheen ook mr. B. Kuppens).

Procedure

Bij beschikking van 21 december 2018 van deze rechtbank is iedere verdere beslissing ten aanzien van de echtscheiding met nevenvoorzieningen aangehouden. De vrouw is opgedragen te bewijzen dat zij op [huwelijksdatum van Y en X] 2004 nog gehuwd was met de heer [de thans nog echtgenoot van X] (hierna: [de thans nog echtgenoot van X] ) met wie zij op [huwelijksdatum] 1986 in [huwelijksplaats] , Verenigd Koninkrijk in het huwelijk was getreden.
Verder is in de beschikking bepaald dat [minderjarige 1] voorlopig bij de vader is volgens de tussen partijen op 4 september 2018 onder leiding van de Jeugdbescherming gesloten zorgregeling.
De mondelinge behandelingen zitting die waren gepland op 27 september 2019 en 25 maart 2020, hebben niet plaatsgevonden wegens verhindering van de vrouw respectievelijk de (tijdelijke) sluiting van de rechtbank als gevolg van de maatregelen ter beperking van het Coronavirus.
De rechtbank heeft - na de beschikking van 21 december 2018 - de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht van 15 maart 2019 met bijlagen van de vrouw;
  • het bericht van 16 september 2019 met bijlagen van de man;
  • het bericht van 17 september 2019 met bijlagen van de vrouw;
  • het bericht van 7 oktober 2019 van de Raad voor de Kinderbescherming;
  • het bericht van 30 april 2020 van de man;
  • het bericht van 11 mei 2020 van de vrouw;
  • het bericht van 25 september 2020 met bijlagen van de man;
  • het bericht van 29 september 2020 met bijlagen van de man.
Het verzoek tot ondertoezichtstelling in de zaak met zaak- en rekestnummer C/09/557987 en JE RK 18-1693 is door de Raad voor de Kinderbescherming ingetrokken bij bericht van 7 oktober 2019.
De kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn opnieuw in de gelegenheid gesteld om schriftelijk hun mening te geven, maar zij hebben daar geen gebruik van gemaakt.
Op 6 oktober 2020 is de behandeling ter videozitting (door de maatregelen in verband met het coronavirus) voor de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij waren digitaal aanwezig:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaten en een tolk Engelse taal mevrouw [naam tolk]

Beoordeling

Strijd met de goede procesorde
De vrouw heeft op 1 oktober 2020 een F9-formulier met een bericht van circa 175 pagina’s en 112 producties, ingediend zonder begeleidend schrijven en zonder productielijst. De man heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft ter zitting partijen bericht deze stukken buiten beschouwing te laten wegens strijd met de beginselen van de goede procesorde. De stukken zijn buiten de geldende termijn van een week, zoals die in de oproepbrief voor de zitting stond vermeld, zijn ingediend en bovendien zo omvangrijk dat zij niet eenvoudig te doorgronden zijn en de man zich hierop niet voldoende kan verweren.
Erkenning van een buitenlands huwelijk
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij de beschikking van 21 december 2018 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Door de vrouw is verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. De vrouw stelt dat er geen sprake is van een rechtsgeldig gesloten huwelijk in [huwelijksplaats van Y en X] tussen de man en de vrouw, omdat de vrouw nog gehuwd was met [de thans nog echtgenoot van X] . Door de man is verweer gevoerd.
Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van de verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen, dient zij gelet op de artikelen 10:31 en 10:32 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te beoordelen of het huwelijk van partijen in [huwelijksplaats van Y en X] Verenigde Staten van Amerika, rechtsgeldig is en in Nederland voor erkenning in aanmerking komt.
Op grond van artikel 10:31 BW wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden als zodanig erkend. Lid 4 bepaalt dat een huwelijk vermoed wordt rechtsgeldig te zijn indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
De rechtbank stelt voorop dat door partijen geen originele huwelijksakte in het geding is gebracht. Er is uitsluitend een kopie ‘Marriage Certificate’ overgelegd waarin is vermeld dat partijen op [huwelijksdatum van Y en X] 2004 at [kerk] , [huwelijksplaats van Y en X] Nevada in het huwelijk zijn getreden. Nu partijen niet betwisten dat zij aldaar en op die wijze in het huwelijk zijn getreden wordt het huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn. Aan de vrouw is een bewijsopdracht verstrekt met betrekking tot haar stelling dat het huwelijk met de man niet rechtsgeldig is.
Standpunt van de vrouw
De vrouw heeft, in het kader van de aan haar verstrekte bewijsopdracht, een aantal documenten overgelegd en een nadere toelichting gegeven. Zo heeft zij een recent afschrift van de huwelijksakte overgelegd van het huwelijk tussen haar en [de thans nog echtgenoot van X] . Door de Britse advocaat, mr. Parry (hierna: Parry), is verklaard dat hij geen bewijs van een echtscheiding heeft kunnen vinden in het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland), zodat het huwelijk volgens Parry nog in stand is. In het Verenigd Koninkrijk (VK) is het alleen mogelijk een echtscheidingsprocedure te starten als de betreffende partijen in het VK wonen dan wel ten minste vijf jaar gescheiden leven. In het verweerschrift voorlopige voorzieningen - dat in deze procedure is overgelegd als bijlage - stelt de vrouw dat de relatie tussen haar en [de thans nog echtgenoot van X] feitelijk in 1991 is beëindigd. Zij dacht dat ook het huwelijk daarna was beëindigd door een echtscheiding. Zij heeft onlangs nog een nieuwe originele huwelijksakte van het huwelijk met [de thans nog echtgenoot van X] verkregen bij de Central Family Court in [plaatsnaam] terwijl daar en in het gehele Verenigd Koninkrijk geen bewijs van een echtscheiding is gevonden. De vrouw stelt zich dan ook op het standpunt dat de echtscheiding nooit in Engeland is aangevraagd. Een mogelijke verklaring daarvoor, volgens de vrouw is dat [de thans nog echtgenoot van X] vanwege zijn aanvraag voor een verblijfstatus toentertijd als gehuwd geregistreerd diende te blijven staan in Engeland. Volgens de vrouw is zij [de thans nog echtgenoot van X] in 2005 nog tegengekomen in Londen.
Standpunt van de man
De man betwist de stellingen van de vrouw. De vrouw heeft de man altijd verteld dat het huwelijk met [de thans nog echtgenoot van X] een schijnhuwelijk was en alleen bedoeld was om [de thans nog echtgenoot van X] een verblijfstatus te geven in Engeland. De vrouw heeft geen enkel bewijsstuk overgelegd waaruit eenduidig en zonder verdere discussie blijkt dat de vrouw in oktober 2004 nog rechtsgeldig gehuwd was met [de thans nog echtgenoot van X] . Niet kan worden uitgesloten dat [de thans nog echtgenoot van X] is overleden, nu de vrouw niet heeft aangetoond dat hij nog in leven is, dan wel hem als getuige in de procedure een verklaring heeft laten afleggen. Gelet daarop kan niet worden uitgesloten dat het in [huwelijksplaats van Y en X] gesloten huwelijk tussen hem en de vrouw niet nietig is. Parry heeft een onderzoek uitgevoerd, maar hij is te persoonlijk betrokken, omdat hij een zeer goede vriend van de vrouw is en daarom niet als onafhankelijk deskundige kan worden beschouwd. Ook is Parry geen familierechtadvocaat. De verklaring van de private investigator [naam 1] is niet authentiek dan wel niet volledig, omdat het een onduidelijke, nauwelijks leesbare brief betreft, waarbij het briefhoofd en (mogelijk) andere stukken zijn weggelaten en/of weggehaald. Daarnaast bevat de brief enkel wat stellingen en worden diverse vragen niet beantwoord.
Huwelijk partijen rechtsgeldig?
De vraag of het huwelijk tussen partijen rechtsgeldig is gesloten moet worden beoordeeld aan de hand van het recht van de Staat [huwelijksplaats van Y en X] VS, in welke staat [huwelijksplaats van Y en X] is gelegen. De [huwelijksplaats van Y en X] Revised Statutes, Titel 11 bevatten, voor zover van belang, de navolgende bepalingen:

NRS122.020Persons capable of marriage.

1. Except as otherwise provided in subsection 2 and NRS [nr.] , two persons, regardless of gender, who are at least 18 years of age, not nearer of kin than second cousins or cousins of the half blood, and not having a spouse living, may be joined in marriage.
NRS125.290Void marriages.All marriages which are prohibited by law because of:
1. Consanguinity between the parties; or
2. Either of the parties having a former spouse then living, if solemnized within this State,
are void without any decree of divorce or annulment or other legal proceedings. A marriage void under this section shall not bar prosecution for the crime of bigamy pursuant to NRS 201.160.
Op grond van bovengenoemd artikelen kunnen in Nevada “twee personen, ongeacht hun geslacht, die ten minste 18 jaar oud zijn, (…) en die geen echtgenoot in leven hebben met elkaar in het huwelijk treden. De rechtbank leidt uit NRS 125.290 af dat het huwelijk nietig is indien één van partijen eerder een huwelijk heeft gesloten in Nevada, diens echtgeno(o)te nog in leven is en dit huwelijk niet door echtscheiding is ontbonden of nietig is verklaard. Vast staat dat het tussen de vrouw en [de thans nog echtgenoot van X] gesloten huwelijk niet in [huwelijksplaats van Y en X] is gesloten, zodat de bepaling omtrent de nietigheid krachtens het tweede lid van NRS 125.290 niet op dat huwelijk van toepassing is. Het vorenstaande leidt ertoe dat het huwelijk van partijen gesloten is in [huwelijksplaats van Y en X] rechtsgeldig is en in beginsel in Nederland wordt erkend.
Kennelijk onverenigbaar met de openbare orde?
Op grond van artikel 10:32 BW wordt, ongeacht het bepaalde in artikel 10:31 BW, een buiten Nederland gesloten huwelijk evenwel niet erkend in Nederland, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien een der echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk reeds gehuwd was of een geregistreerd partnerschap had gesloten met een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezat of zelf de Nederlandse nationaliteit bezat of in Nederland zijn gewone verblijfplaats had, tenzij het eerder gesloten huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of nietig verklaard.
De eerste vraag die de rechtbank daarom dient te beantwoorden is of er sprake is van een huwelijk tussen de vrouw en [de thans nog echtgenoot van X] , dat in Nederland voor erkenning in aanmerking komt. De rechtbank stelt vast dat door de vrouw een gecertificeerde kopie van een huwelijksakte is overgelegd. Volgens deze akte is een huwelijk gesloten tussen [de thans nog echtgenoot van X] en [X] op [huwelijksdatum] 1986 in [huwelijksplaats] , Engeland. Deze akte is voorzien van een apostille (productie 5 bij het bericht van 6 december 2018 van de vrouw). De rechtbank is van oordeel dat de vrouw heeft aangetoond dat er sprake is van een huwelijk tussen haar en [de thans nog echtgenoot van X] , welk huwelijk op grond van artikel 10:31, eerste lid, BW in Nederland wordt erkend.
Daargelaten of er een andere situatie zou bestaan indien sprake zou zijn van een schijnhuwelijk zoals de man aanvoert, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw met de overgelegde verklaringen van haar broer en een vriendin, net als met de overgelegde foto’s, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dat niet de situatie was. Dat de vrouw de man mogelijk altijd anders heeft voorgehouden doet daar niet aan af. De man heeft ook nog naar voren gebracht dat door de vrouw recente, gelegaliseerde geboorteakten van haar en [de thans nog echtgenoot van X] dient te overleggen, zodat vastgesteld kan worden wat de originele namen van de vrouw en [de thans nog echtgenoot van X] zijn. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij. De naam van de vrouw op de huwelijksakte uit het VK is gelijk aan de naam van de vrouw op de huwelijksakte uit [huwelijksplaats van Y en X] . Deze akte vormt dwingend bewijs. De man heeft niet voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere aanname.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de beantwoording van de vraag of de vrouw en [de thans nog echtgenoot van X] op [huwelijksdatum van Y en X] 2004, de huwelijksdatum tussen partijen, nog steeds gehuwd waren. Bij gebreke aan een ander aanknopingspunt zal de rechtbank deze vraag beantwoorden naar Engels recht, nu het huwelijk van de vrouw en [de thans nog echtgenoot van X] in het VK is gesloten.
Een huwelijk in het VK wordt volgens de bepalingen van het toepasselijk recht - de Matrimonial Causes Act 1973 - ontbonden door echtscheiding of door overlijden. Er bestaat één echtscheidingsgrond, namelijk de duurzame ontwrichting (irretrievable breakdown of marriage). Als het gerecht ervan overtuigd is dat het huwelijk onherstelbaar ontwricht is, spreekt het gerecht eerst een voorlopige beslissing tot echtscheiding uit (decree nisi) volgens artikel 1 (4) van de Matrimonial Causes Act 1973. Zes weken daarna kan de partij die het echtscheidingsverzoek indiende, het gerecht verzoeken om een definitief vonnis van echtscheiding (decree absolute). Op grond van het vijfde lid van artikel 1 wordt de voorlopige beslissing definitief na zes maanden. Het decree absolute is daarmee het stuk dat het huwelijk ontbindt. Aan de Central Family Court kan, indien het gerecht waar de echtscheiding zou zijn uitgesproken onbekend is, een verzoek tot onderzoek worden gedaan naar een decree absolute of een final order over een periode van tien jaar.
Het Engelse recht kent niet meer dan een eenmalige inschrijving van gebeurtenissen die de persoonlijke staat betreffen. Er is niet voorzien in een systeem waarbij wijzigingen en dergelijke worden bijgehouden. De registrar is de plaatselijke registerbeambte voor geboorten, huwelijken en overlijden. Waar het gaat om geboorten, huwelijken en overlijden is geen sprake van een centrale registratie. Verzamelplaats voor de duplicaten van alle inschrijvingen in Engeland, Wales en overzee is de General Register Office.
De rechtbank acht voor de beoordeling van de vraag of het huwelijk tussen de vrouw en [de thans nog echtgenoot van X] nog voortduurt op [huwelijksdatum van Y en X] 2004 de volgende producties van belang:
een aanvraag voor een seach for Divorce Decree Absolute bij het Central Family Court te Holborn, [plaatsnaam] over de jaren 1995 tot 2000 met als resultaat twee producties met de aanduiding “Marriage record” vanuit het “Archives” met de namen [X] en [de thans nog echtgenoot van X] waarbij [de thans nog echtgenoot van X] als spouse staat vermeld bij de vrouw (en andersom)(als productie 3 bij verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken van de vrouw, productie 1 bij verweerschrift voorlopige voorzieningen van de vrouw);
de berichten van 2 november 2010 en 19 januari 2011 van private investigator John Jacobs aan de vrouw, die de bevindingen naar zijn tevergeefse zoektocht naar [de thans nog echtgenoot van X] (en andere varianten van de schrijfwijze) uiteenzet en verklaart ook geen verzoek tot echtscheiding te hebben gevonden (productie 7 bij het bericht van 6 december 2018 van de vrouw);
de berichten van 5 en 6 maart 2019 met bijlagen van Parry aan de voormalige advocaat van de vrouw, waarin Parry verklaart geen bewijs van echtscheiding te kunnen vinden in het Verenigd Koninkrijk (productie 32 bij het bericht van 15 maart 2019 van de vrouw);
een print van een online vraag van de vrouw aan JustAnswer, waarin zij aangeeft dat ze wil weten of ze nog getrouwd is, dat ze niet weet waar haar ex verblijft en dat ze wil scheiden, met antwoord op 21 oktober 2005 (productie 54 bij het bericht van 15 maart 2019 van de vrouw);
het bericht van de National Records of Scotland van 25 februari 2019 dat geen echtscheiding is gevonden tussen de vrouw en [de thans nog echtgenoot van X] (productie 39 bij het bericht van 15 maart 2019 van de vrouw);
de bevestigingsaanvraag voor een Decree Absolute bij HM Court & Tribunals Service (productie 40 bij het bericht van 15 maart 2019 van de vrouw);
het bericht van Legit Services van 26 februari 2019 dat geen Decree Absolute is gevonden in de registers van Noord-Ierland (productie 41 bij het bericht van 15 maart 2019 van de vrouw).
Daarnaast heeft de vrouw toegelicht dat zij van november 1995 tot november 1999 in Turkije woonachtig en werkzaam is geweest en van 1999 tot augustus 2002 in Thailand. Zij heeft als productie 42 bij het bericht van 15 maart 2019 een brief overgelegd van het Britse Consulaat in Istanbul van 24 maart 2014 waarin wordt gemeld dat het Consulaat geen doorzoeking van de personenregistratie van Turkije kan uitvoeren. Als productie 43 bij voormeld bericht heeft de vrouw een brief van mr. [naam 2] , verbonden aan Anglo Thai Legal, van 27 februari 2019 overgelegd, waaruit blijkt dat de Thaise autoriteiten alleen een registratie opmaken als dit door de ingezetene kenbaar is gemaakt. De vrouw geeft aan dat zij dit niet gedaan heeft.
Op grond van de bovenstaande stukken, in hun onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de slotsom dat de vrouw heeft aangetoond dat zij op [huwelijksdatum van Y en X] 2004 nog steeds gehuwd was met [de thans nog echtgenoot van X] . Uit de voornoemde stukken volgt dat geen registratie van een ontbinding van het huwelijk tussen de vrouw en [de thans nog echtgenoot van X] is aangetroffen in de registers van het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Wales, Schotland en Ierland). Daarnaast heeft de vrouw ook informatie overgelegd over de onmogelijkheid om een registratie van een mogelijke ontbinding aan te tonen in de landen waar zij van 1995 tot 2002 woonachtig was. Vastgesteld kan daarom worden dat het huwelijk tussen de vrouw en [de thans nog echtgenoot van X] niet rechtsgeldig is ontbonden door echtscheiding voor [huwelijksdatum van Y en X] 2004. Uit de documenten volgt dat er nadien ook geen ontbinding van dit huwelijk is geregistreerd.
Nu de vrouw de stelling van de man dat [de thans nog echtgenoot van X] zou zijn overleden betwist, ligt het op de weg van de man het door hem gestelde voldoende aannemelijk te maken. Dit heeft hij nagelaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat nergens uit blijkt dat [de thans nog echtgenoot van X] was overleden voor of op de huwelijksdatum van de man en de vrouw. De man heeft met betrekking tot document 4 zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van Perry niet onafhankelijk is, omdat hij een jeugdvriend van de vrouw is. Door de vrouw is vervolgens aangevoerd dat Parry een strafrechtadvocaat is in Engeland en dat hun relatie slechts zakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de man heeft nagelaten zijn stelling nader te onderbouwen, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
Dit alles betekent dat het huwelijk tussen de man en vrouw een polygaam huwelijk is, nu de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting reeds getrouwd was en nog steeds is met de heer [de thans nog echtgenoot van X] . Ten tijde van de sluiting van dit polygame huwelijk bestonden relevante raakpunten met de Nederlandse rechtsorde. De man heeft immers de Nederlandse nationaliteit en beide partijen hadden hun gewone verblijfplaats in Nederland. Dit alles brengt mee dat aan het polygame huwelijk van de man en de vrouw gesloten in [huwelijksplaats van Y en X] , ingevolge het bepaalde in artikel 10:32 onder a BW, erkenning dient te worden onthouden wegens kennelijke strijd met de Nederlandse openbare orde.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de man en de vrouw beiden in hun verzoeken tot echtscheiding niet-ontvankelijk worden verklaard. Bij gebreke van een echtscheiding komt de rechtbank niet toe aan het treffen van nevenvoorzieningen. Dit geldt ook voor alle verzoeken ten aanzien van de kinderen.
De rechtbank merkt nog op dat de Nederlandse geboorteakten van de kinderen, nu het huwelijk van de man en de vrouw niet wordt erkend in Nederland, zullen moeten worden verbeterd.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de man en de vrouw niet-ontvankelijk in hun verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Boone, J.M. Vink en C.S.F. de Nijs, rechters, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. Corver, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2020.