In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2020 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen de vader (Y) en de moeder (X). De vrouw, X, heeft verzocht om de man, Y, niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot echtscheiding, omdat zij stelt dat er geen rechtsgeldig huwelijk is gesloten tussen hen, aangezien zij nog gehuwd was met haar voormalige echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk tussen Y en X op 17 november 2004 in de Verenigde Staten is gesloten, maar dat de vrouw op dat moment nog steeds gehuwd was met haar voormalige echtgenoot, wat leidt tot de conclusie dat het huwelijk tussen Y en X een polygaam huwelijk is. De rechtbank heeft de erkenning van dit huwelijk in Nederland geweigerd op grond van strijd met de openbare orde, zoals vastgelegd in artikel 10:32 van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor zijn zowel de verzoeken tot echtscheiding als de verzoeken om nevenvoorzieningen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Nederlandse geboorteakten van de kinderen moeten worden verbeterd, nu het huwelijk niet wordt erkend. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, en de griffier heeft de beschikking opgesteld.