ECLI:NL:RBDHA:2020:14576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
19/9070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om bemiddeling naar zorgaanbieder

In deze zaak heeft eiser, geboren in 1970 en van Algerijnse nationaliteit, een verzoek ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om te bemiddelen naar een zorgaanbieder en het opstellen van een begeleidingsscenario. Dit verzoek werd gedaan op 23 januari 2019. De Staatssecretaris heeft op 19 juli 2019 gereageerd, maar het bezwaar van eiser tegen deze reactie werd bij besluit van 31 oktober 2019 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 14 september 2020 is eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen. De Staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat eiser in zijn brief van 23 januari 2019 heeft aangegeven dat hij kampt met hartproblemen en verslavingsproblematiek, en dat hij geen onderdak op de locatie in Ter Apel wenst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris geen rechtsplicht heeft om te bemiddelen voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf, zoals eiser, en dat de brief van 19 juli 2019 enkel informatief was zonder rechtsgevolg.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen het primaire standpunt van de Staatssecretaris, waardoor het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/9070

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [1970] , van Algerijnse nationaliteit, eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.G. Fisher),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.P. Kallenbach).

Procesverloop

Op 23 januari 2019 heeft eiser verweerder verzocht om te bemiddelen naar een zorgaanbieder en het opstellen van een begeleidingsscenario.
Bij brief van 19 juli 2019 heeft verweerder op het verzoek van eiser gereageerd.
Eiser heeft tegen deze brief bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 31 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser primair kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en subsidiair ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft in zijn brief van 23 januari 2019 beschreven dat hij hartproblemen en verslavingsproblematiek heeft. Hij verzoekt verweerder te bemiddelen bij het verkrijgen van de adequate zorg. Eiser beoogt met dit verzoek uitdrukkelijk geen onderdak op de [Locatie] locatie in Ter Apel.
2. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het bezwaar van eiser, gericht tegen verweerders brief van 19 juli 2019, kennelijk niet-ontvankelijk is. In de brief van 19 juli 2019 heeft verweerder aangegeven dat op hem geen rechtsplicht rust om voor eiser te bemiddelen naar een zorgaanbieder. Vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf, zoals eiser, moeten zelf contact opnemen met een zorgaanbieder. Verweerder heeft in de brief van 19 juli 2019 alleen maar informatie verschaft aan eiser. Deze brief heeft geen rechtsgevolg in het leven geroepen. Daarom kan het bezwaar van eiser op deze brief niet worden aangemerkt als een bezwaar gericht tegen een feitelijke handeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking komt.
3. Eiser voert aan dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte niet heeft doorgestuurd. Als het verweerder niet duidelijk was waarheen het moest worden doorgestuurd, had hij de zaak niet als kennelijk ongegrond moeten afdoen, maar eiser moeten horen. Eiser vraagt de rechtbank in beroep te beslissen of zijn aanvraag moet worden doorgestuurd naar het LVV loket in Groningen, of het Wmo loket in Leeuwarden.
4. De rechtbank staat allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep geen gronden heeft aangevoerd tegen het primaire standpunt van verweerder, dat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Nu het primaire standpunt daarom standhoudt, zal de rechtbank het beroep al daarom ongegrond verklaren. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.