ECLI:NL:RBDHA:2020:1457
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter vanwege nevenfunctie en procesbeslissingen
Op 20 februari 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking van mr. O.M. Harms afgewezen. Verzoeker, die betrokken was bij een procedure tegen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), stelde dat de rechter partijdig was vanwege zijn nevenfunctie als (plaatsvervangend) voorzitter van het College van beroep voor de examens (CBE) van de Technische Universiteit Delft. Verzoeker voerde aan dat deze nevenfunctie de objectieve vrees voor partijdigheid opriep, vooral omdat hij meende dat het Zadkine College hem de toegang tot het hoger onderwijs blokkeerde. De wrakingskamer oordeelde echter dat het enkele feit dat de rechter een nevenfunctie bekleedt, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. Verzoeker heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die deze vrees zouden onderbouwen.
Daarnaast verwierp de wrakingskamer het argument van verzoeker dat de rechter niet had gereageerd op de bewijslast door geen actie te ondernemen tegen het UWV. De wrakingskamer stelde vast dat processuele beslissingen in principe geen grond voor wraking vormen, en dat verzoeker geen feiten had aangedragen die deze regel in dit geval zouden ondermijnen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en wees het verzoek tot wraking af. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.