Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Inleiding
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Dublinclaimant. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.J. Dijkman, was in vreemdelingenbewaring gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.M.H. van de Wal, met het oog op de overdracht aan Zwitserland, dat verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser was van mening dat de bewaring onterecht was en heeft beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht.
De rechtbank heeft op 14 september 2020 een zitting gehouden, maar eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de bewaring rechtmatig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende gronden waren voor de bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had geen geldig identiteitsdocument en had eerder geen medewerking verleend aan de overdracht. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard, wat ook betekende dat het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De proceskosten van eiser werden niet vergoed, omdat het beroep ongegrond was.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 september 2020 en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.