ECLI:NL:RBDHA:2020:1456

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
09/767420-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen, veroordeling voor schending ambtsgeheim en computervredebreuk door politieambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 februari 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een politieambtenaar, die werd beschuldigd van witwassen en schending van zijn ambtsgeheim. De verdachte werd vrijgesproken van het witwassen van contant ontvangen huurpenningen en loonbetalingen aan fictieve werknemers van Alpha Business Solutions B.V. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de misdrijf afkomstige stortingen en de fictieve dienstverbanden. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het schenden van zijn ambtsgeheim en computervredebreuk. Hij had als politieambtenaar onterecht informatie opgevraagd in politiesystemen voor privédoeleinden, wat in strijd is met de wet. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar witwassen, waarbij de verdachte betrokken was als bestuurder van een bedrijf dat in verband stond met de huur van woningen waar cocaïne en contant geld werden aangetroffen. De rechtbank benadrukte het belang van integriteit binnen de politie en de vertrouwelijkheid van politiegegevens.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/767420-18 en 09/767251-18 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 24 februari 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum 1] 1983 [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 11 juni 2019 (regie), 5, 7 en 10 februari 2020 (inhoudelijke behandeling en tevens sluiting onderzoek op 10 februari 2020).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Visser, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. A.C. Huisman, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 7 februari 2020 - tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
In februari 2018 werd in een woning aan [adres 2] te Den Haag een grote hoeveelheid cocaïne en een aanzienlijk contant geldbedrag aangetroffen. Op dit adres bleek niemand te staan ingeschreven, terwijl de woning wel werd verhuurd. De huur werd echter niet door de huurder voldaan, maar via een bankrekeningnummer ten name van [bedrijfsnaam 2] , een bedrijf waarvan [medeverdachte 1] bestuurder en enig aandeelhouder is. Nader onderzoek naar dit bedrijf, waarbij onder andere bleek dat op de bankrekening van [bedrijfsnaam 2] veel contante bedragen werden gestort, is aanleiding geweest voor de start van het onderzoek Abeka op 20 april 2018.
Binnen dit onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat [bedrijfsnaam 2] bestuurder is van [bedrijfsnaam 1] en dat [bedrijfsnaam 1] daarnaast nog twee andere bestuurders heeft gehad, namelijk twee ondernemingen die toebehoren aan respectievelijk [medeverdachte 2] en de verdachte.
De politie heeft in het onderzoek Abeka verschillende onderzoeksmiddelen ingezet, waaronder het opvragen van bankmutaties, het tappen van telefoongesprekken, het afluisteren van conversaties en het observeren van verdachten. Op grond van alle bevindingen van dit onderzoek hebben op 5 maart 2019 invallen plaatsgevonden in tientallen woningen die aan [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 1] konden worden gelinkt, in het kantoor waarin deze beide bedrijven gevestigd waren en in de woningen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de verdachte. Tijdens deze politieactie zijn meerdere personen aangehouden, onder wie de voornoemde drie verdachten.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de verdachte worden verdacht van het - al dan niet middels [bedrijfsnaam 2] en/of [bedrijfsnaam 1] - witwassen van meerdere geldbedragen. Voor de verdachte gaat het om een totaalbedrag van € 196.011,97 (parketnummer 09/767420-18).
Daarnaast wordt de verdachte op grond van de bevindingen in onderzoek Thetis, dat op 28 juni 2018 is opgestart naar aanleiding van de informatie uit het onderzoek Abeka en TCI-meldingen waarin - kort gezegd - staat dat de verdachte informatie opzoekt in de politiesystemen en deze informatie doorgeeft aan criminelen, vervolgd voor het schenden van zijn ambtsgeheim (feit 1 onder parketnummer 09/767251-18) en computervredebreuk (feit 2 onder parketnummer 09/767251-18).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 09/767420-18 tenlastegelegde feit, met dien verstande dat de bewezenverklaring van het eerste gedachtestreepje ziet op een totaalbedrag van € 17.260,28 aan contante huurontvangsten in de periode van 1 januari 2018 tot en met mei 2018, en de bewezenverklaring van het tweede gedachtestreepje ziet op een totaalbedrag van € 43.581,31 aan loonbetalingen. Daarnaast heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 09/767251-18 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal de rechtbank hierna – voor zover relevant – nader ingaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 09/767420-18 tenlastegelegde feit. Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten in de zaak met parketnummer 09/767251-18 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover dit het bevragen van [naam 1] betreft. Van de overige onder 1 en 2 tenlastegelegde bevragingen in de zaak met dit parketnummer heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten van de raadsman zal de rechtbank hierna – voor zover relevant – nader ingaan.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Ten aanzien van parketnummer 09/767420-18
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
De verdachte heeft verklaard dat hij geen weet had van het tenlastegelegde en niets te maken had met huur en verhuur van woningen en uitbetaling van salarissen. Hij was voor een heel ander doel bij [bedrijfsnaam 1] gekomen, namelijk om een app te ontwikkelen. Toen de ontwikkeling van de app niet lukte, wilde de verdachte in het eerste kwartaal van 2018 afstand nemen van [bedrijfsnaam 1] . Er waren ook problemen ontstaan tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Hij heeft nog geprobeerd te bemiddelen. Aan de verdachte werd heel beperkt informatie gegeven waardoor hij niet goed op de hoogte was van wat er eigenlijk gebeurde binnen [bedrijfsnaam 1] . Hij liet zich uitschrijven als bestuurder bij de Kamer van Koophandel. Om te stoppen als aandeelhouder had hij bepaalde informatie nodig, maar omdat hij die niet kreeg, werd dit bemoeilijkt.
Uit het dossier blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, dat personen binnen [bedrijfsnaam 1] zich schuldig hebben gemaakt aan (een vorm van) witwassen. Dit heeft betrekking op het innen van contante huurbetalingen en het omzetten van contante geldbedragen in loonbetalingen. In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat de verdachte, die in de tenlastegelegde periode bestuurder/aandeelhouder van [bedrijfsnaam 1] was, (deels) op de hoogte was van de verhuur van woningen door [bedrijfsnaam 1] en van de dienstverbanden met bekenden van [medeverdachte 1] . De verdachte lijkt zich binnen [bedrijfsnaam 1] ook bezig te hebben gehouden met het nalopen van contracten. Het is niet duidelijk geworden om wat voor soort contracten het ging. De voornaamste rol van de verdachte binnen [bedrijfsnaam 1] was het ontwikkelen van een app. Zijn medebestuurders [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hielden zich bezig met de administratie, respectievelijk de commerciële kant van het bedrijf.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat de verdachte ervan op de hoogte was dat veelvuldig contante geldbedragen op de bankrekeningen van [bedrijfsnaam 1] werden gestort en dat die geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Zonder die wetenschap van de verdachte en gelet op zijn specifieke (beperkte) rol binnen [bedrijfsnaam 1] , kan ook niet worden gezegd dat hij in dat verband – als medebestuurder van [bedrijfsnaam 1] - een eigen onderzoeksplicht had. Verder is niet gebleken van een eigen rol van de verdachte bij of een wezenlijke bijdrage aan de feiten die hem onder dit parketnummer worden tenlastegelegd.
Al met al kan naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de verdachte zelfstandig of als medepleger betrokken is geweest bij het strafbare feit dat hem onder 09/767420-18 tenlastegelegd is, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
3.4.2
Ten aanzien van parketnummer 09/767251-18 [1]
Ambtenaarschap van de verdachte
De verdachte is met ingang van 9 augustus 2010 benoemd tot aspirant-agent van de politie Haaglanden. [2] In verband met deze benoeming heeft de verdachte op diezelfde datum een geheimhoudingsverklaring ondertekend [3] en op 8 november 2010 de ambtsbelofte als vermeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit Algemene Rechtspositie Politie afgelegd. [4] De verdachte is vervolgens op 1 september 2013 benoemd tot hoofdagent van de politie. [5] Sinds eind 2016 is de verdachte werkzaam als inspecteur van de politie. [6]
Uit voornoemde informatie volgt dat de verdachte kan worden aangemerkt als politieambtenaar.
Bevragingen in de politiesystemen
Uit het dossier is gebleken dat de verdachte alle bevragingen zoals genoemd in de tenlastelegging daadwerkelijk heeft gedaan, door middels zijn politieaccount in te loggen op verschillende politiesystemen zoals [naam systeem] , [naam systeem] , [naam systeem] en [naam systeem] . De verdachte heeft geen van deze bevragingen vastgelegd in een mutatie. Opvallend is dat in de privételefoon van de verdachte van vrijwel al deze bevragingen screenshots zijn aangetroffen, dan wel foto’s van briefjes met de gegevens van de bevraagde personen of foto’s van legitimatiebewijzen van de bevraagde personen.
De verdachte heeft verklaard zich niet meer te kunnen herinneren waarom en in welk kader hij deze bevragingen heeft gedaan, behalve de bevragingen die zien op [naam 2] en [naam 1] . Op de bevragingen die zien op deze twee personen zal de rechtbank later terugkomen. Voor de overige bevragingen geldt dat de verdachte heeft verklaard - kort gezegd - dat hij hiervan informatie in zijn privételefoon had staan, omdat zijn eigen dienstmaterieel of dat van een collega nog wel eens haperde. Zo kwam het bijvoorbeeld wel eens voor dat de verdachte op verzoek van een collega op straat een bevraging deed en het screenshot daarvan naar die collega stuurde en vice versa. Ook kwam het wel eens voor dat de gegevens van een persoon ter plaatse werden genoteerd en de bevraging pas later op het bureau werd gedaan, omdat de diensttelefoon niet goed werkte.
Ten aanzien van deze overige, niet [naam 2] en [naam 1] betreffende, bevragingen is de rechtbank, met de raadsman, van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om vast te stellen dat de verdachte deze bevragingen heeft gedaan buiten het kader van zijn politiewerkzaamheden. Het is minst genomen opvallend dat, behalve [naam 2] , ook de door de verdachte bevraagde [medeverdachte 3] , [naam 3] en [naam 4] opduiken in het onderzoek Abeka, welk onderzoek de aanleiding is geweest voor het onderzoek Thetis tegen de verdachte. De rechtbank kan echter op grond van het dossier ook van deze bevragingen niet vaststellen dat deze geen op basis van de wet voorgeschreven doel dienden. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de gedeelten van de tenlastelegging die zien op alle andere bevragingen dan die van [naam 2] en [naam 1] .
Met betrekking tot de bevragingen die zien op [naam 2] is uit onderzoek naar de logging gegevens van de verdachte gebleken dat hij op 22 maart 2016 een bevraging heeft gedaan op het [rijbewijsnummer] . Dit rijbewijsnummer bleek bij navraag in [naam systeem] niet te kloppen. Vervolgens heeft de verdachte gekeken op de [kenocode naam 1] . De verdachte heeft doorgeklikt naar de gegevens van het [naam systeem] , [naam systeem] en de [naam systeem] en heeft vervolgens in [naam systeem] de [registratie naam] bekeken. [7] De verdachte heeft hierover verklaard dat hij [naam 2] privé kent en dat [naam 2] hem had gevraagd te kijken of hij nog openstaande boetes had, omdat hij op vakantie ging. De kenocode heeft hij van [naam 2] zelf gekregen. Bij het doen van de bevraging stuitte de verdachte op de aandachtsvestiging, welke hij uit eigen interesse ook heeft bekeken. De verdachte heeft aan [naam 2] teruggekoppeld dat hij geen openstaande boetes had. [8]
In de privételefoon van de verdachte zijn twee foto’s aangetroffen waarop de naam [naam 1] en de [geboortedatum 2] 1971 zijn vermeld. De eerste foto is een foto van een handgeschreven briefje en de tweede foto is een foto van een WhatsAppgesprek tussen ‘ [medeverdachte 1] ’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) en de verdachte. In dit gesprek vraagt [medeverdachte 1] aan de verdachte of hij het adres van [naam 1] kan checken. De verdachte antwoordt dat hij [naam 5] al had gezegd dat hij ermee bezig was. Uit onderzoek in de gevorderde logging gegevens is gebleken dat de verdachte op 5 augustus 2017 met zijn [verbalisantnummer ] heeft gezocht op de [kenocode naam 2] . [9] De verdachte heeft hierover ter terechtzitting van 5 februari 2020 verklaard dat [naam 5] problemen had met [naam 1] en dat hij hem een paar keer had gevraagd zijn adres op te zoeken. Uiteindelijk is de verdachte hierdoor nieuwsgierig geworden naar de persoon van [naam 1] en heeft hij de bevraging gedaan. De verdachte heeft de informatie die naar voren kwam uit de bevraging echter niet met iemand gedeeld. [10]
De rechtbank ziet zich ten aanzien van de bevragingen betreffende [naam 2] en [naam 1] gesteld voor de vraag of de verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het schenden van zijn ambtsgeheim (feit 1) en/of aan computervredebreuk (feit 2).
Schending van zijn ambtsgeheim?
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bevraging die ziet op [naam 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de bevragingen die zien op [naam 2] heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte zijn ambtsgeheim niet heeft geschonden, omdat de verdachte op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012 desgevraagd in de politiesystemen mocht kijken of [naam 2] boetes op naam had staan. Ook mocht hij deze informatie met [naam 2] delen, omdat dergelijke informatie nooit een geheim mag zijn voor de betrokken persoon. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zijn ambtsgeheim niet opzettelijk heeft geschonden. Binnen de politie is het op verzoek opzoeken van openstaande boetes een grijs gebied en dus wist de verdachte niet, of had hij niet redelijkerwijs hoeven vermoeden, dat hij verplicht was de informatie te bewaren.
De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de raadplegingen van de politiesystemen ten aanzien van [naam 2] en [naam 1] door de verdachte niet zijn gedaan in het kader van zijn politiewerkzaamheden, of voor enig in de Wet Politiegegevens geformuleerd doel. Voornoemde bevragingen zijn niet gedaan in het kader van enig lopend strafrechtelijk onderzoek of ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De rechtbank stelt dan ook vast dat de bevragingen ten aanzien van [naam 2] en [naam 1] niet zijn gedaan in het kader van de uitoefening van de politietaak zoals neergelegd in artikel 3 van de Politiewet 2012. Het raadplegen van en het zoeken in de politiesystemen is (dus) gedaan voor privédoeleinden.
Het bevragen van de politiesystemen voor privédoeleinden is niet toegestaan. Dit blijkt ook uit de waarschuwing die altijd bij het opstarten van het politiesysteem [naam systeem] in beeld komt, en die de verdachte dus telkens moet hebben gezien, waarin onder meer wordt vermeld dat het bevragen van personen zonder gegronde reden en/of noodzaak niet is toegestaan en dat ongeautoriseerde toegang strafbaar is. [11] De rechtbank verwerpt om die reden het primaire en subsidiaire verweer van de raadsman ten aanzien van de bevraging van [naam 2] . De verdachte wist, althans heeft de aanmerkelijke kans aanvaard, dat het raadplegen van de politiesystemen met het oog op eventuele openstaande boetes, zonder dat daar een aanleiding voor was in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of de handhaving van de openbare orde, niet was toegestaan.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 272, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht volgt dat de term ’schenden’ een ruimer begrip is dan de voorheen in dat artikel gebruikte term ’bekendmaken’. Van schenden van een geheim kan naar vaste jurisprudentie ook sprake zijn zonder dat dit geheim bekend is gemaakt aan derden. De verdachte heeft zichzelf in beide gevallen toegang verschaft tot vertrouwelijke informatie voor privédoeleinden en deze informatie, die niet voor hem bestemd was, voor zichzelf ontsloten. De schending van het ambtsgeheim is daarmee, ook in het geval van [naam 1] waar niet is gebleken dat de verdachte de informatie met (een) derde(n) heeft gedeeld, voltooid.
Gelet op het hiervoor overwogene, acht de rechtbank met betrekking tot de bevragingen van [naam 1] en [naam 2] wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim zoals onder 1 is tenlastegelegd.
Computervredebreuk
De bevragingen ten aanzien van [naam 1] en [naam 2] konden slechts plaatsvinden doordat de verdachte uit hoofde van zijn aanstelling als politieambtenaar over een autorisatie beschikte om de systemen te raadplegen. Zoals hiervoor is overwogen, bestond vanuit de uitoefening van zijn politietaak geen aanleiding voor het raadplegen of bevragen van de politiesystemen, wat de verdachte ook wist. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door het doen van deze niet-werkgerelateerde bevragingen de grenzen van de aan hem verleende autorisatie te buiten gegaan. Door zijn autorisatie met gebruikmaking van een gebruikersnaam en wachtwoord te gebruiken voor doeleinden die buiten de grenzen van zijn autorisatie vielen, is hij wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerd werk zoals bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht en heeft hij, door zich daartoe op die manier de toegang te verwerven, gebruik gemaakt van een valse sleutel in de zin van voornoemd artikel. Ook het tweede feit van de dagvaarding met parketnummer 09/767251-18 kan dus wettig en overtuigend bewezenverklaard worden.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 09/767251-18 (onderzoek Thetis)
1.
in de periode
van 22 maart 2016tot en met
5 augustus 2017in Nederland een geheim waarvan hij, verdachte, wist dat hij dat uit hoofde van ambt
,te weten als politieambtenaar, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft
deverdachte in het (geautomatiseerd) bedrijfsprocessensysteem van politie:
  • registraties van [rijbewijsnummer] en [kenocode naam 1] in de systemen [naam systeem] , [naam systeem] en [naam systeem] bevraagd en in [naam systeem] een [registratie naam] bevraagd, en
  • een bevraging uit het politiesysteem aangaande [kenocode naam 2] gedaan,
terwijl hij deze gegevens heeft bevraagd en opgezocht voor eigen gebruik en/of deze gegevens heeft verstrekt aan een persoon, te weten [naam 2] , terwijl de bevragingen onverenigbaar waren met het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld en zonder dat dit noodzakelijk was voor de bij of krachtens de Wet Politiegegevens geformuleerde doeleinden;
2.
in de periode
van 22 maart 2016tot en met
5 augustus 2017in Nederland (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de politie, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord (voor [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] ) en/of door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord (voor [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] ) toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie (waarop [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] was/waren geplaatst) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan, door:
  • registratie van [rijbewijsnummer] en [kenocode naam 1] in de systemen [naam systeem] , [naam systeem] en [naam systeem] te bevragen en in [naam systeem] een [registratie naam] te bevragen, en
  • een bevraging uit het politiesysteem aangaande [kenocode naam 2] te doen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de in de zaken met parketnummers 09/767420-18 en 09/767251-18 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte uit het recht tot het bekleden van enig publiek ambt wordt ontzet voor de duur van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een gevangenisstraf niet passend is en dat ontzetting uit het recht tot het bekleden van enig publiek ambt van onwaarde en buitenproportioneel is. Het opleggen van een taakstraf, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, ligt voor de hand, aldus de raadsman.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft onbevoegd vertrouwelijke informatie in de politiesystemen opgezocht en in deze systemen gegevens van derden geraadpleegd. Hiermee heeft de verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim en computervredebreuk. Politiegegevens zijn naar hun aard vertrouwelijk en dienen slechts ten behoeve van strikt geformuleerde doeleinden die verband houden met de wettelijke taakuitoefening van de politie. Burgers moeten zich erbij neerleggen dat hun persoonlijke gegevens binnen de grenzen van de wet in de politiesystemen worden opgenomen. Daar staat tegenover dat burgers van politieambtenaren mogen verwachten dat zij zich houden aan de aan hen bij wet opgelegde beperkingen in het kader van het raadplegen van deze persoonlijke gegevens. Ook mogen burgers van politieambtenaren verwachten dat zij zorgvuldig en respectvol met hun gegevens omgaan. De verdachte nam als politieambtenaar een bijzondere plaats in de samenleving in en van hem mocht om die reden ook volledige integriteit en onkreukbaarheid worden verwacht. De verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van zijn positie en bovendien het aanzien en de integriteit van de politie schade toegebracht.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft in dit kader kennisgenomen van het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij (uiteraard) niet eerder voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een brief van J.E. ten Haaf, GZ-psycholoog, en A.M. Lahuis, psychiater, van 11 november 2019. Uit deze brief, zijnde een samenvatting van het diagnostisch onderzoek bij de verdachte, blijkt onder meer dat bij de verdachte een posttraumatische stress-stoornis is vastgesteld en dat (opnieuw) klachten zijn ontstaan in de context van de onderhavige strafzaak. De verdachte is al onder behandeling voor zijn klachten en wil die behandeling voortzetten.
De rechtbank is zich bewust van de media-aandacht – soms met vermelding van volledige naam en foto - die door deze strafzaak is ontstaan en van de daarmee gepaard gaande gevolgen voor het persoonlijke leven van de verdachte en zijn omgeving. Dat de tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten een zekere vorm van media-aandacht met zich brengen, acht de rechtbank echter voorzienbaar en inherent aan de aard en inhoud van zaken waarbij politiefunctionarissen als verdachte betrokken zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is voorts niet gebleken dat de verdachte door de media-aandacht op zodanige, de ernst van de feiten te boven gegane wijze, in zijn persoonlijke levenssfeer is geschaad dat dit op de straf matigend zou moeten werken.
De rechtbank zal wel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank aanzienlijk minder bewezen acht dan de officier van justitie. Het opleggen van een gevangenisstraf en het ontzetten uit het recht tot bekleding van een publiek ambt is naar het oordeel van de rechtbank niet passend, gelet op hetgeen de rechtbank bewezen acht en welke straffen voor dergelijke feiten doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Al het voorgaande in acht nemend, komt de rechtbank tot de slotsom dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren (met aftrek van het voorarrest) in dit geval passend en geboden is.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 138ab en 272 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij rechtens golden dan wel gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de dagvaarding met parketnummer 09/767420-18 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de dagvaarding met parketnummer 09/767251-18 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijke schending van een geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
30 (dertig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. S.M. van der Schenk, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Holsteijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
In de zaak met parketnummer 09/767420-18 (onderzoek Abeka)
hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2016 tot en met 5 maart 2019, te Nootdorp en/of Rijswijk en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen en/of alleen (al dan niet als feitelijk bestuurder en/of aandeelhouder van [bedrijfsnaam 1] ), één of meerdere voorwerpen, te weten één of meerdere geldbedragen, te weten:
  • contante stortingen (ten bedrage van (ongeveer) 136.910 EURO) op de rekening van [bedrijfsnaam 1] , althans contante (ontvangen) geldbedragen (afkomstig van (contante) huurontvangsten voor woningen aan de [adres 3] (ten bedrage van (in totaal) (ongeveer) 49.350 EURO) en/of [adres 3] (ten bedrage van (in totaal) (ongeveer) 50.600 EURO) en/of [adres 2] te Den Haag (ten bedrage van (in totaal) (ongeveer) 36.960 EURO), en/of
  • (netto) loonbetalingen aan een of meerdere personen ten bedrage van (in totaal) (ongeveer) 59.101,97 EURO,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat voornoemde voorwerpen/geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, van welk misdrijf de verdachte een gewoonte heeft gemaakt en/of welk misdrijf verdachte pleegde in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf;
In de zaak met parketnummer 09/767251-18 (onderzoek Thetis)
1.
hij op één of meer momenten in of omstreeks de periode 1 januari 2014 tot en met 5 maart 2019 te Den Haag en/of Rijswijk, in elk geval in Nederland, een geheim waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij dat uit hoofde van ambt
en/of beroep, te weten als politieambtenaar, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte in het (geautomatiseerd) bedrijfsprocessensysteem van politie:
  • een integrale bevraging uit het politiesysteem van een persoon genaamd [naam 6] gedaan [pg 48], en/of
  • een integrale bevraging uit het politiesysteem op het adres de [adres 4] Schiedam en/of de bewoners van voornoemd pand, te weten [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en/of [naam 10] gedaan [pg 50], en/of
  • (meermalen) politieregistraties t.a.v. [medeverdachte 3] en/of [naam 3] bevraagd [pg 53],
  • registraties van [rijbewijsnummer] en/of [kenocode naam 1] in de systemen [naam systeem] , [naam systeem] en/of [naam systeem] bevraagd en/of in [naam systeem] een [registratie naam] bevraagd [pg 59], en/of
  • (meermalen) [naam systeem] registratie(s), te weten [registratie naam] , en/of [registratie naam] , en/of [registratie naam] , en/of [registratie naam] en/of [registratie naam] en/of [registratie naam] [pg 61] bevraagd en/of (andere) bevragingen aangaande [naam 12] , en/of
  • (meermalen) [naam systeem] registratie(s) te weten [registratie naam] en/of [registratie naam] en/of (andere) mutaties aangaande [naam 4] bevraagd [pg 63], en/of
  • (meermalen) een bevraging uit een politiesysteem, te weten [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] , aangaande [kenocode naam 3] en/of (andere) mutaties aangaande [naam 11] [pg 64], en/of
  • (meermalen) een bevraging uit het politiesysteem aangaande [kenocode naam 2] gedaan en/of (andere) mutaties aangaande [naam 1] bevraagd [pg 67],
terwijl hij deze gegevens heeft bevraagd en/of opgezocht voor eigen en/of privé gebruik en/of deze gegevens heeft verstrekt aan een of meerdere personen, te weten (onder andere)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [naam 2], terwijl de bevragingen onverenigbaar waren met het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld en/of zonder dat dit noodzakelijk was voor de bij of krachtens de Wet Politiegegevens geformuleerde doeleinden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 maart 2019 te Den Haag en/of Rijswijk en/of (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de politie, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels en/of signalen en/of door het aannemen van een of meer valse hoedanigheden, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord (voor [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] ) en/of door zich met een gebruikersnaam en/of wachtwoord (voor [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] ) toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie (waarop [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] was/waren geplaatst) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan, door:
  • een integrale bevraging uit het politiesysteem van een persoon genaamd [naam 6] te doen [pg 48], en/of
  • een integrale bevraging uit het politiesysteem op het adres de [adres 4] Schiedam en/of de bewoners van voornoemd pand, te weten [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en/of [naam 10] te doen [pg 50], en/of
  • (meermalen) politieregistraties t.a.v. [medeverdachte 3] en/of [naam 3] te bevragen [pg 53],
  • registratie van [rijbewijsnummer] en/of [kenocode naam 1] in de systemen [naam systeem] , [naam systeem] en/of [naam systeem] te bevragen en/of in [naam systeem] een registratie [registratie naam] te bevragen [pg 59], en/of
  • (meermalen) [naam systeem] registratie(s), te weten [registratie naam] , en/of [registratie naam] , en/of [registratie naam] , en/of [registratie naam] en/of [registratie naam] en/of [registratie naam] [pg 61] te bevragen en/of (andere) bevragingen aangaande [naam 12] te doen, en/of
  • (meermalen) [naam systeem] registratie(s), te weten [registratie naam] en/of [registratie naam] en/of (andere) mutaties aangaande [naam 4] te bevragen [pg 63], en/of
  • (meermalen) een bevraging uit het politiesysteem, te weten [naam systeem] en/of [naam systeem] en/of [naam systeem] , aangaande [kenocode naam 3] en/of te doen en/of (andere) mutaties aangaande [naam 11] [pg 64] te bevragen en/of
  • (meermalen) een bevraging uit het politiesysteem aangaande [kenocode naam 2] te doen en/of (andere) mutaties aangaande [naam 1] [pg 67] te bevragen.

Voetnoten

1.Tenzij hierna anders wordt vermeld, wordt in de voetnoten verwezen naar pagina’s van een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en), en – waar het om tapgesprekken gaat – naar een geschrift. Het betreft steeds pagina’s van het proces-verbaal met het proces-verbaalnummer 20180056, van de Rijksrecherche (onderzoek ‘Thetis’). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het zaakdossier, doorgenummerd p. 1 t/m 243.
2.Een geschrift, te weten een besluit van de Korpsbeheerder betreffende [verdachte] , opgemaakt op 12 juli 2010 door [naam 15] , p. 20.
3.Een geschrift, te weten een geheimhoudingsverklaring, op 9 augustus 2010 ondertekend door [naam 14] en [verdachte] , p. 26.
4.Een geschrift, te weten een belofte-formulier betreffende [verdachte] , op 8 november 2010 ondertekend door [naam 13] , p. 27.
5.Een geschrift, te weten een brief met onderwerp ‘Voorlopige plaatsing’ betreffende [verdachte] , opgemaakt op 18 september 2013 door [naam 16] , p. 23.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 maart 2019, p. 131.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2019, p. 59-60.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 april 2019, p. 180-181.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2019, p. 66-67 en bijlagen p. 93-94.
10.Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2020.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2017, blz. 31-32.